19297 |
lastig (werken) |
difficile (fr.):
diefəsiel (L329p Roermond),
fig.
diefesie:l (L329p Roermond),
lastig:
lastig (L329p Roermond),
moeilijk:
meujelik (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
meujle (L329p Roermond),
neutelijk:
cf. Schuermans s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig
neu:telik (L329p Roermond),
ongemakkelijk:
ōngəmèkkəlik (L329p Roermond)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || humeurig, korzelig, lastig || lastig || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19031 |
lastig kind |
nest:
nēs (L329p Roermond),
nès (L329p Roermond)
|
een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19289 |
lastig zijn |
donderjagen:
donderjage (L329p Roermond),
plagen:
plaoge (L329p Roermond),
tergen:
terge (L329p Roermond),
vervelen:
vervéélə (L329p Roermond)
|
tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21812 |
lastigvallen |
hinderen:
hinjere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hinjərə (L329p Roermond)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31724 |
lat |
lat:
lat (L329p Roermond)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
23752 |
laten wijden |
laten inwijden:
laote inwieje (L329p Roermond),
laten wijden:
laote wieje (L329p Roermond),
laten zegenen:
laote zaegene (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
zegenen:
zaegene (L329p Roermond)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
bǫks (L329p Roermond)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
20869 |
laurier |
laurier:
Noe nog e blaedje loreer en dan mòtte-ze n uurke sjtove
loree:r (L329p Roermond)
|
laurier
III-2-3
|
20102 |
laurierboompje |
laurier:
loree:r (L329p Roermond)
|
laurier
III-2-1
|
25226 |
lauw weer |
lauw (weer):
lauw waer (L329p Roermond),
lâôw wéér (L329p Roermond),
loom (weer):
loom waer (L329p Roermond),
lui (weer):
luij wéér (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
moe (weer):
meug waer (L329p Roermond),
vazel weer:
vazel wair (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)]
III-4-4
|