e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden dekken: dɛkǝ (Roermond), leiden: lɛi̯ǝ (Roermond), winnen: wenǝ (Roermond) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lek geworden ingedroogd: engǝdrø̄xtj (Roermond) Een lek in een vat of ton wordt meestal veroorzaakt door uitdroging van het hout waardoor de banden los gaan zitten en de duigen en bodemplanken niet meer tegen elkaar aan sluiten. [N E, 52] II-12
lekkerbek fijnproever: fīēnpreuver (Roermond), smikkelaar: sjmikkeleer (Roermond, ... ), smulpaap: sjmulpaap (Roermond), zatvreter: zaatvraeter (Roermond) iemand die alleen maar leeft om te eten en te drinken || lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelie (lilium) lilie (d.): li:llie:je (Roermond) lelie III-2-1
lelietje-van-dalen lelietje: WLD  lelietjes (Roermond), lelietje-van-dalen: lelietje van dale (Roermond), lelietje van Dalen (Roermond) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] || lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)] III-4-3
lelijk lelijk: lilik (Roermond) lelik III-1-4
lemmer lemmet: leemet (Roermond), lemmet (Roermond) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lende: linge (Roermond), linje (Roermond, ... ) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] III-1-1
lenig gezwank: gezjwank (Roermond, ... ) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lens zijn lens zijn: lɛns ˲zēn (Roermond) Gezegd van een pomp die geen water meer geeft. Volgens het Sittards woordenboek (pag. 322) kon dit worden veroorzaakt doordat de klep in de pompzuiger niet goed functioneerde. Daardoor liep het water terug in de pompput en zoog men bij het pompen lucht. Door water in de pomp te gieten, dreef men de lucht onder de zuiger weg en ontstond er een gesloten waterkolom in het pomphuis. [N 64, 135c; N 66, 51c; monogr.] II-11