32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
šɛržant (L329p Roermond)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
lijn:
lien (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
streep:
sjtrēp (L329p Roermond)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20492 |
likken |
aflekken:
ááflekkə (L329p Roermond),
lekken:
lekke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
lèkkə (L329p Roermond),
lékke (L329p Roermond)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
hervese kaas:
Syst. Veldeke
herfse kees (L329p Roermond),
stinkkaas:
sjtinkkee:s (L329p Roermond),
sjtinkkees (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
stinkkees (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
Limburgse kaas Mit sjtinkkees kins-te hem t hoes oet jage
sjtinkkee:s (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
sjtinkkees (L329p Roermond),
Syst. WBD
sjtinkkees (L329p Roermond)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)] || stinkkaas
III-2-3
|
20904 |
limonade |
grenadine:
Alle kienjer krege e glaas grinnedien
gri:nnedie:n (L329p Roermond),
limonade:
limenàd (L329p Roermond),
E glaeske liemenaad
lie:menaa:de (L329p Roermond)
|
grenadine || limonade || limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
24486 |
linde |
linde:
li:nj (L329p Roermond)
|
linde
III-4-3
|
28645 |
lindehoning |
lindehoning:
lenjǝhōneŋ (L329p Roermond)
|
Honing afkomstig van de lindebloesem. De linde is met koolzaad, heide, fruit en klaver één van de belangrijkste drachtbronnen. Men spreekt van lindehoning, heihoning enz., wanneer de nectar van die bepaalde boom of plant voor het grootste deel de grondstof vormt voor honing. Naast de genoemde drachtbronnen kunnen allerlei soorten bomen en planten als acacia, distel, korenbloem, wilde klaver, boekweit en kastanje leveranciers zijn van nectar. Per plant of boom is de hoeveelheid bloesem en dus ook de nectar van jaar tot jaar wisselvallig en sterk afhankelijk van factoren zoals weer en vruchtbaarheid van de bodem. De verschillende drachtbronnen beīnvloeden kleur, smaak, vochtigheidsgehalte en geur van de honing. Zo is lindehoning amberkleurig en dun vloeibaar met een naar munt zwemende geur (De Roever, pag. 380). [N 63, 112b; Ge 37, 133; monogr.]
II-6
|
21478 |
liniaal |
liniaal:
lieniejaal (L329p Roermond),
liniaal (L329p Roermond)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33765 |
linkerkant van het paard |
nademekant:
nǭdǝmǝkantj (L329p Roermond)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
17867 |
links, linkshandig |
krangs:
krangs (L329p Roermond),
links:
links (L329p Roermond)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)] || Zijn u nog oude woorden voor "links"bekend? Zo ja, hoe werd dat woord uitgesproken? [DC 50 (1975)]
III-1-2
|