e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maatmand vatsmand: vātsm ̇anj (Roermond) Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.] II-12
macaroni macaroni: m\\kroniej mit kees en sjónk  məkronie:j (Roermond) macaroni III-2-3
machinegaren machinegaren: mǝšinǝgārǝ (Roermond) Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.] II-7
madeliefje meibloemetje: -  meiblu:mke (Roermond), meibloempje: męi̯blȳmkǝ (Roermond), meizoetje: meijzeu:tje (Roermond) Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [DC 17 (1949)] || meizoentje I-5, III-4-3
mager mager: maager (Roermond), mager (Roermond, ... ), mààgərə (Roermond), schraal: sjraol (Roermond, ... ), sjroal (Roermond) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
mager kalf mager kalfje: māgǝr kɛlfkǝ (Roermond) [N 3A, 147b] I-11
mager paard scharminkel: šǝrmeŋkǝl (Roermond) [N 8, 62m] I-9
mager worden afvallen: aafvalle (Roermond), mager worden: mager waeren (Roermond), mager waire (Roermond) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
magere koe kapstok: kapštǫk (Roermond) [N 3A, 147a] I-11
mais maïs: męi̯s (Roermond) Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b] I-4