22440 |
masker |
maske:
maske (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
maskə (L329p Roermond),
[1. Masker]: a) Den hele raam hóng vol ratels, maskes en fepe.
maske (L329p Roermond),
[2. Gemaskerd persoon]: b) obbins pakde mich twee maskes ónger den erm.
maske (L329p Roermond),
masker:
maskər (L329p Roermond),
mommegezicht:
#NAME?
mó:mmegezich (L329p Roermond)
|
Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || Masker: masker. || Mommegezich*: carnavalsmasker.
III-3-2
|
20469 |
masturberen |
(-) aftrekken:
z`n eige aftrekke (L329p Roermond),
zijn eigen aftrekken:
z`n eige aftrekke (L329p Roermond)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10c (1961)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
pikhaak:
pekhǭk (L329p Roermond)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
matras:
\'ne kepokke metras De sjtoepe ligke vol met kote, wo biej aerpelsjale en rooj krote de völling rót van \'ne metras Ei metreske veur e kienjerbèdje
metras (L329p Roermond)
|
matras
III-2-1
|
31489 |
matrijs, holblok |
ank:
aŋk (L329p Roermond),
doordiepblok:
dōrdēp˱blǫk (L329p Roermond)
|
Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a]
II-11
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
matroozepäkske (L329p Roermond),
Veldeke
matrozepekske (L329p Roermond),
WLD
ei matrozepekske (L329p Roermond)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
22491 |
matsen |
foetelen:
[sic (= N88,009)]
foetele (L329p Roermond),
opeenspelen:
opeinsjpele (L329p Roermond)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matəkløͅpər (L329p Roermond),
Pak mich ins de matteklöpper oet de kas Medein kries-te ze mit de matteklöpper
matteklöpper (L329p Roermond)
|
matteklopper || mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L329p Roermond)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)]
III-1-2
|