e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
masker maske: maske (Roermond, ... ), maskə (Roermond), [1. Masker]: a) Den hele raam hóng vol ratels, maskes en fepe.  maske (Roermond), [2. Gemaskerd persoon]: b) obbins pakde mich twee maskes ónger den erm.  maske (Roermond), masker: maskər (Roermond), mommegezicht: #NAME?  mó:mmegezich (Roermond) Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || Masker: masker. || Mommegezich*: carnavalsmasker. III-3-2
masturberen (-) aftrekken: z`n eige aftrekke (Roermond), zijn eigen aftrekken: z`n eige aftrekke (Roermond) onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10c (1961)], [N 10C (zj)] III-2-2
mathaak pikhaak: pekhǭk (Roermond) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matras matras: \'ne kepokke metras De sjtoepe ligke vol met kote, wo biej aerpelsjale en rooj krote de völling rót van \'ne metras Ei metreske veur e kienjerbèdje  metras (Roermond) matras III-2-1
matrijs, holblok ank: aŋk (Roermond), doordiepblok: dōrdēp˱blǫk (Roermond) Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a] II-11
matrozenpakje matrozenpakje: matroozepäkske (Roermond), Veldeke  matrozepekske (Roermond), WLD  ei matrozepekske (Roermond) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
matsen foetelen: [sic (= N88,009)]  foetele (Roermond), opeenspelen: opeinsjpele (Roermond) In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)] III-3-2
mattenklopper mattenklopper: matəkløͅpər (Roermond), Pak mich ins de matteklöpper oet de kas Medein kries-te ze mit de matteklöpper  matteklöpper (Roermond) matteklopper || mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1
mayonaise mayonaise: màjjənéés (Roermond) mayonaise [RND] III-2-3
mazelen mazelen: mazele (Roermond, ... ) Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] III-1-2