e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkever strontkever: sjtrontjkaiver (Roermond) Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)] III-4-2
mestplakken verspreiden flaters uitspreiden: flātǝrs˱ ūtšpręi̯ǝ (Roermond) De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.] I-2
mestplank onder de zitstokken mestplank: męsplaŋk (Roermond) De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g] I-6
mestspade, mestmes mestschup: [mest]šø̜p (Roermond) Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.] I-1
mestvaalt mesthoop: mèshoup (Roermond), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  meshoup (Roermond, ... ), mishoup (Roermond) hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)] I-7
met de horens stoten, gezegd van de bok stoten: štōtǝ (Roermond) [N 19, 75] I-12
met de kar achteruit rijden terugzetten: trø̜k˲zetǝ (Roermond) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de kruk poten pinnen: penǝ (Roermond) [N 12, 12; monogr.] I-5
met de palmpaas rondlopen met palmenbezem lopen: mit palmebessem laope (Roermond) Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)] III-3-2
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: eŋ štǭn (Roermond) [N 8, 78a en 78b] I-9