24335 |
mestkever |
strontkever:
sjtrontjkaiver (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
32839 |
mestplakken verspreiden |
flaters uitspreiden:
flātǝrs˱ ūtšpręi̯ǝ (L329p Roermond)
|
De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.]
I-2
|
33408 |
mestplank onder de zitstokken |
mestplank:
męsplaŋk (L329p Roermond)
|
De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g]
I-6
|
32581 |
mestspade, mestmes |
mestschup:
[mest]šø̜p (L329p Roermond)
|
Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.]
I-1
|
33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
mèshoup (L329p Roermond),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
meshoup (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
mishoup (L329p Roermond)
|
hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
štōtǝ (L329p Roermond)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
terugzetten:
trø̜k˲zetǝ (L329p Roermond)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
33178 |
met de kruk poten |
pinnen:
penǝ (L329p Roermond)
|
[N 12, 12; monogr.]
I-5
|
22579 |
met de palmpaas rondlopen |
met palmenbezem lopen:
mit palmebessem laope (L329p Roermond)
|
Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
eŋ štǭn (L329p Roermond)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|