19321 |
opscheppen |
opscheppen:
[=lm. opscheppen?, RK]
opsjöppe (L329p Roermond),
stoefen:
sjtoefe (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
sjtoefə (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] || zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19322 |
opschepper |
kaskenademaker:
kaskena:demaeker (L329p Roermond)
|
praatjesmaker, opschepper
III-1-4
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opsjuuve (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
schuiven:
sjuuve (L329p Roermond)
|
Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19290 |
opspelen |
opspelen:
opsjpeelə (L329p Roermond),
opsjpele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28431 |
opspijlen |
opspijlen:
opšpilǝ (L329p Roermond)
|
De korf van spijlen voorzien. Zie ook het lemma Verstevigingsspijlen. [N 63, 7a]
II-6
|
32936 |
opsteker |
opsteker:
ǫpštēkǝr (L329p Roermond)
|
Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-4
|
17900 |
optillen |
heffen:
huffe (L329p Roermond),
höffe (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
opheffen:
òphøfə (L329p Roermond)
|
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || optillen [RND]
III-1-2
|
28579 |
optissen |
bruisen:
brūsǝ (L329p Roermond)
|
Het maken van geluid door de bijen als men de korf of kast opent. [N 63, 72]
II-6
|
34000 |
optuigen |
aantuigen:
āntȳgǝ (L329p Roermond)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
20201 |
opvoeden, grootbrengen |
opvoeden:
opveu:je (L329p Roermond)
|
opvoeden
III-2-2
|