e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijpenkrul pijpenkrul: piepəkrōl (Roermond), pijpenlok: piepelok (Roermond, ... ) spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)] III-1-1
pijpenrek pijpenrek: pieperèk (Roermond) pijpenrek III-2-1
pijpensteel pijpensteel: piepesjteel (Roermond) pijpesteel III-2-3
pilaar pilaar: pilair (Roermond), pīlɛ̄r (Roermond) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees blauwkopje: blauwköpke (Roermond, ... ), blauwmees: blauw mees (Roermond) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees III-4-1
pinda apenoot: apenoot (Roermond), apenootje: Apeneutjes mótte vers gebrandj zeen  apeneutje (Roermond) apenoot || apenootje III-2-3
pinhamer pinhamel: penhāmǝl (Roermond) In het algemeen een hamer waarvan de kop aan één kant of aan twee kanten in een punt eindigt. Zie ook afb. 153. De hamer wordt gebruikt om metaal tot een rand of boord uit te slaan en, volgens de invuller uit L 321, bij het vervaardigen van dekseltjes en ellebogen voor de kachelpijpen van stoofkachels. Zie voor het tweede lid van het woordtype pinzet (Q 116) ook RhWb viii, kol. 92 s.v. ɛsetzenɛ, ...durch Hämmern den Geräten die gewünschte Form geben, sie krumm biegen, in der Sprache der Schmiede".' [N 33, 58; N 33, 59; N 33, 66; N 33, 67; N 33, 68; N 64, 39i-j; N 66, 6i-j; N 66, 6l; monogr.] II-11
pink pink: pink (Roermond, ... ) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] III-1-1
pinkelen pinkslaan: Pinksjlaon waar e jóngessjpeelke, maedjes deje t neet.  pinksjlaon (Roermond) Pinkelen: pinkelen. III-3-2
pinksterbloem onzelieveherehandje: ǭzǝlēvǝnērǝhɛntjǝ (Roermond), mij onbekend, misschien...  o:zə leevəneerəhendjəs (Roermond), pinksterbloem: peŋkstǝrblom (Roermond), peŋkstǝrblōm (Roermond), -  pinksterbloom (Roermond) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3