17794 |
pijpenkrul |
pijpenkrul:
piepəkrōl (L329p Roermond),
pijpenlok:
piepelok (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
19843 |
pijpenrek |
pijpenrek:
pieperèk (L329p Roermond)
|
pijpenrek
III-2-1
|
20876 |
pijpensteel |
pijpensteel:
piepesjteel (L329p Roermond)
|
pijpesteel
III-2-3
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pilair (L329p Roermond),
pīlɛ̄r (L329p Roermond)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24225 |
pimpelmees |
blauwkopje:
blauwköpke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
blauwmees:
blauw mees (L329p Roermond)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees
III-4-1
|
20811 |
pinda |
apenoot:
apenoot (L329p Roermond),
apenootje:
Apeneutjes mótte vers gebrandj zeen
apeneutje (L329p Roermond)
|
apenoot || apenootje
III-2-3
|
31457 |
pinhamer |
pinhamel:
penhāmǝl (L329p Roermond)
|
In het algemeen een hamer waarvan de kop aan één kant of aan twee kanten in een punt eindigt. Zie ook afb. 153. De hamer wordt gebruikt om metaal tot een rand of boord uit te slaan en, volgens de invuller uit L 321, bij het vervaardigen van dekseltjes en ellebogen voor de kachelpijpen van stoofkachels. Zie voor het tweede lid van het woordtype pinzet (Q 116) ook RhWb viii, kol. 92 s.v. ɛsetzenɛ, ...durch Hämmern den Geräten die gewünschte Form geben, sie krumm biegen, in der Sprache der Schmiede".' [N 33, 58; N 33, 59; N 33, 66; N 33, 67; N 33, 68; N 64, 39i-j; N 66, 6i-j; N 66, 6l; monogr.]
II-11
|
17670 |
pink |
pink:
pink (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
22365 |
pinkelen |
pinkslaan:
Pinksjlaon waar e jóngessjpeelke, maedjes deje t neet.
pinksjlaon (L329p Roermond)
|
Pinkelen: pinkelen.
III-3-2
|
24881 |
pinksterbloem |
onzelieveherehandje:
ǭzǝlēvǝnērǝhɛntjǝ (L329p Roermond),
mij onbekend, misschien...
o:zə leevəneerəhendjəs (L329p Roermond),
pinksterbloem:
peŋkstǝrblom (L329p Roermond),
peŋkstǝrblōm (L329p Roermond),
-
pinksterbloom (L329p Roermond)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|