e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijgen trochelen: trǭxǝlǝ (Roermond) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijglaars rijglaars: rieglaars (Roermond), rijgstevel: rieën betekent rijgen  riesjteevel (Roermond) laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] III-1-3
rijk zijn centen hebben: dae haid sente (Roermond), een goed merk zijn: det is ein good merk (Roermond), fortuin hebben: fortuun höbbe (Roermond), goed in zijn slappe was zitten: dae zit good in siene sjlappe was (Roermond), groot fortuin hebben: ei groot fertuun höbbe (Roermond), in geld zwemmen: zjwumme in geldj (Roermond), in goede doen zijn: dae is in gooje doon (Roermond), in het geld zwemmen: sjwummen in ⁄t geldj (Roermond), klamotten hebben: Van Dale: klamot, klamodde, (gew.) 1. kluit, klont; - borrel; - 2. oorveeg; - 3. slons.  klamotte höbbe (Roermond), noten hebben: neut höbbe (Roermond), pegels hebben: de pegels höbbe (Roermond), rijk zijn: riek zeen (Roermond, ... ), stinken van de centen: dae stjink van de sente (Roermond) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijkdom rijkdom: rî.gdum (Roermond) rijkdom [RND] III-3-1
rijksdaalder rijks: riks (Roermond, ... ), rijksdaalder: eine riksdaolder (Roermond), riksdaalder (Roermond, ... ) rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1
rijksveldwachter veldwachter: veldjwachter (Roermond), veldjwagter (Roermond) een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): genderm (Roermond), gəndárm (Roermond), marechaussee (<fr.): marresjesee (Roermond), marrəsjoosee (Roermond) een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)] III-3-1
rijp rijp: rīēp (Roermond) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen rijmen: rieme (Roermond), rijmen (Roermond), rouwvorsten: roevorste (Roermond), vreren: vreeren (Roermond) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx rijm: riem (Roermond, ... ), rijm (Roermond), rijp: riep (Roermond), riēp (Roermond), rīēp (Roermond), rouwvorst: roevorst (Roermond), ps. (*): Roermonds woord!  rōēvórs (Roermond), rōēwvórs (Roermond), rouwvrost: ps. (*): Roermonds woord!  rōēvrós (Roermond), rōēwvrós (Roermond) rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] || rijm, rijp, bevroren dauw of mist III-4-4