20691 |
runderlapjes |
rindslapjes:
Syst. WBD
rinsjlepkes (L329p Roermond),
rindslappen:
rinsslappe (L329p Roermond),
runderlapjes:
runderlepkes (L329p Roermond),
rundslapjes:
Syst. Veldeke
runjslepkes (L329p Roermond)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34022 |
rundvee |
beesten:
bēstǝ (L329p Roermond),
vee:
vē (L329p Roermond)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
bouillon:
Syst. Veldeke
boeljóng (L329p Roermond),
rindvleessoep:
rindjvleischsoep (L329p Roermond),
rindjvleissoep (L329p Roermond),
rindvleissoep (L329p Roermond),
Syst. WBD
rindjvleissoep (L329p Roermond),
vleessoep:
vleissoep (L329p Roermond)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
groene rups:
WLD
ein greun roepsj (L329p Roermond),
rups:
rups (L329p Roermond),
Veldeke
rups (L329p Roermond),
WLD
ein roepsj (L329p Roermond)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23860 |
rustaltaar |
rustaltaar:
rösaltaor (L329p Roermond)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17832 |
rusten |
rust:
rus (L329p Roermond),
rusten:
ruste (L329p Roermond),
schaften:
sjafte (L329p Roermond)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
armenhuis:
èrməhōēs (L329p Roermond),
bejaardenhuis:
bejaardehoes (L329p Roermond),
oudemannetjeshuis:
aadmenkeshoes (L329p Roermond)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28553 |
rustperiode in de winter |
winterslaap:
wenjtjeršlǭp (L329p Roermond)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|
18119 |
ruw |
gereten:
*
gereete henj (L329p Roermond),
gesprongen:
*
gesjprónge henj (L329p Roermond),
schraal:
sjraol (L329p Roermond),
schraap:
sjraap (L329p Roermond)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roew (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
roewə (L329p Roermond)
|
zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|