e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
saus saus: saowz (Roermond) saus [RND] III-2-3
savooiekool boerenmoes: boere moes (Roermond), savooi: sevo:je (Roermond), savooiemoes: savooiemoos (Roermond), savooje-moos (Roermond), sevooie moos (Roermond), LDB  sevooje moos (Roermond), WBD-WLD  sáávoojəmoos (Roermond) De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] || savooiekool I-7, III-2-3
scapulier medaille (<fr.): medalie (Roermond), scapulier: ei sjabbeleer (Roermond), ein skappeleer (Roermond), eine sjabbeleer (Roermond, ... ), enne schabbelee:r (Roermond), enne sjabbelee:r (Roermond), sjabbeleer (Roermond), sjabbelier (Roermond) Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] || Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
scapuliermedaille scapuliermedaille (<fr.): sjabbeliermedaalie (Roermond) Een scapuliermedaille, de latere vervanger van het stoffen scapulier. [N 96B (1989)] III-3-3
schaaf schaaf: š ̇āf (Roermond) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaafafval schavelingen: šē̜vǝleŋǝ (Roermond) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaafbank, voegbank strijkbank: štrī.k˱baŋk (Roermond) Zware, houten balk, waarin één of twee opwaarts gerichte schaafbeitels zijn aangebracht. De schaafbank steunt aan één zijde op twee poten; de andere zijde rust op de grond. Op de schaafbank krijgt de duig zijn definitieve vorm. [N E, 18; N E, 19a; N 53, 83; A 32, add.] II-12
schaafmes voor de binnenrand blaaimes: blājmɛts (Roermond) Een mes met een verhoudingsgewijs klein, gebogen blad en twee handvatten dat wordt gebruikt voor het vlakmaken van de binnenrand van een vat. Zie ook afb. 220 en het volgende lemma. [N E, 35c; N E, 36; A 32, 4; monogr.] II-12
schaafstro kattenstaart: kattesjtert (Roermond), WLD  kattesjtèrt (Roermond) Schaafstro (equisetum hyemale). De scheden zijn zwart met een gele of wit-achtige dwarsband; de vliezige toppen der tanden vallen spoedig af, zodat de meeste tanden stomp zijn (kattestaart, paardestaart, kannewassen, veegkruid). [N 92 (1982)] III-4-3
schaal komp: bv voor fruit of groente  komp (Roermond), niet schaal  koomp (Roermond), schaal: sjaol (Roermond), šao:l (Roermond), ondiepe schotel van metaal of porcelein  sjaol (Roermond) schaal || schaal; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1