24491 |
schimmel (plantje) |
keum:
op bier
keumə (L329p Roermond),
schimmel:
WLD
sjùmmel (L329p Roermond)
|
Plantje, behorend tot de zwammen, draadvormig, zonder bladgroen, maar bestaande uit een zwamvlok en zwamdraden (schimmel). [N 92 (1982)] || schimmel
III-4-3
|
21440 |
schimpen |
schampen:
sjampə (L329p Roermond),
schanden:
sjantje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
schimpen:
sjimpe (L329p Roermond)
|
kwaadspreken || op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21244 |
schip |
schip:
sjeep (L329p Roermond),
šê.p (L329p Roermond)
|
schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šipər (L329p Roermond)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18923 |
schipperen |
schipperen:
sjippere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjippərə (L329p Roermond)
|
naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32855 |
schitbossen |
schijtpoezen:
šītpȳs (L329p Roermond)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
25045 |
schitteren |
schitteren:
sjittere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjittərə (L329p Roermond)
|
een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18341 |
schoeisel |
t leer]:
sjoon (L329p Roermond),
sjōōn (L329p Roermond),
vootgetouw (L329p Roermond),
vootgetuug (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoe:
Vero.
sjōē (L329p Roermond),
schoen:
sjoon (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
sjōōn (L329p Roermond),
Mv. = ev.
sjoon (L329p Roermond)
|
schoen || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18369 |
schoen: spotnamen |
trapper:
trappers (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
treder:
trèèjers (L329p Roermond)
|
schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)]
III-1-3
|