e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluisdeur sluisdeur: sjloesdeur (Roermond) het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sluiswachter: sjloeswachter (Roermond) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluitbanden beslagbanden: bǝšlāx˱bɛnj (Roermond) De zware, metalen banden die door de kuiper worden gebruikt om het vat te sluiten. De sluitbanden zijn voorlopige banden die uiteindelijk worden vervangen door lichtere, definitieve banden. [N E, 21] II-12
sluitklep klep: klep (Roermond), klép (Roermond) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitmand sluitmand: šlūtmanj (Roermond) In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.] II-12
sluitspeld sluitspang: sjloetsjpang (Roermond, ... ) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
slurpen slobberen: sjloebərə (Roermond), slurpen: sjlurpe (Roermond, ... ), sjlūrpə (Roermond) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3
sluwe persoon deugniet: deugeneet (Roermond), schlau (du.) wijf: mar.: of du "schlau"?  sjlouw wief (Roermond), schlaue (du.) prij: mar.: of du "schlau"?  sjlou:we priej (Roermond), schlaue (du.) vos: mar.: of du "schlau"?  sjlou:we vos (Roermond) een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] || sluwe vos || sluwe vrouw III-1-4
smaak smaak: sjmaak (Roermond, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
smakken knetsen: knéjtsjə (Roermond), smakken: smakke (Roermond), smekken: sjmekke (Roermond, ... ), sjmékken (Roermond), sjmékkə (Roermond) smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)] III-2-3