e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwen sneeuwen: sjneeje (Roermond, ... ), sjneejĕ (Roermond), snejə (Roermond), šnee:jə (Roermond), šnījə (Roermond), ps. (*): Roermonds woord! (zie blz. 265).  sjne:je (Roermond), ps. boven de ‰ staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  šnējə (Roermond) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: sjnee-klökske (Roermond), sjneeklökske (Roermond, ... ), WLD  sjneeklökske (Roermond) sneeuwklokje [DC 56 (1981)] || Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)] III-4-3
sneeuwman sneeuwman: Ss. sub sneeuw.  sjneejman (Roermond) [Sneeuwman, sneeuwpop]. III-3-2
sneeuwvlok vlok: flok (Roermond, ... ), vlok (Roermond) vlok III-4-4
sneeuwx sneeuw: schnee (Roermond), sjnee (Roermond, ... ), sjneej (Roermond, ... ), sneeuw (Roermond), snêê (Roermond), šnee:j (Roermond), šnē (Roermond), ps. (*): Roermonds woord! (zie blz. 265).  sjnee:j (Roermond), ps. boven de ‰ staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  šnē (Roermond), verder geen.  schnee (Roermond) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snel, vlug vlot: flot (Roermond), flót (Roermond) snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)] III-4-4
sneuvelen sneuvelen: sjneuvele (Roermond, ... ), sjneuvələ (Roermond) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] III-3-1
snijbiet snijbiet: šnībīt (Roermond) Beta vulgaris L. var. cicla L. De snijbiet is een variëteit van de voederbiet speciaal gekweekt voor het blad dat als spinazie kan worden gebruikt. Evenals rode biet hoort de snijbiet eerder bij de moestuin- dan bij de akkergewassen. Het lemma staat toch hier vanwege de "lexicale nabijheid" met andere bieten en knollen. [A 13, 2d; monogr.] I-5
snijbonen snijbonen: sjnieboon (Roermond, ... ), LDB  sjniebone (Roermond) Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] I-7
snijbrander snijbrender: šnijbrɛnjǝr (Roermond) Lasbrander waarbij een tweede mondstuk is aangebracht waaruit zuurstof stroomt. Op deze wijze wordt een snelle verbranding verkregen van het materiaal dat door de vlam wordt bestreken. De snijbrander kan alleen worden toegepast bij het snijden van ijzer en staal en - met speciale voorzieningen - ook wel bij gietijzer. Zie ook afb. 44. [N 33, 317; monogr.] II-11