e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stokschaar, bankschaar grote plaatscheer: grǭǝtǝ plātšēr (Roermond), kleine plaatscheer: klęjn plātšīr (Roermond), staartscheer: štɛrtšēr (Roermond) Handschaar voor plaatmetaal waarvan het uiteinde van één tangbeen haaks is omgebogen zodat dit in de bankschroef kan worden geklemd of in een gat in de baan van het aambeeld kan worden geplaatst. Op deze wijze kan meer kracht worden gezet bij het knippen van zwaardere plaatsoorten. Zie ook afb. 140. De informant uit L 329 kende twee uitvoeringen van deze schaar die alleen in grootte van elkaar verschilden. Vgl. de woordtypen grote en kleine plaatscheer. [N 33, 265; N 33, 290; N 64, 3a; N 66, 4a;] II-11
stokvis stokvis: sjtokves (Roermond), sjtòkfés (Roermond) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] III-2-3
stola stola (lat.): sjtola (Roermond, ... ), stool (<lat.): WNT: stool. Ontl. aan kerklat. stola.  stool (Roermond) De stola, de stool. [N 96B (1989)] || stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3
stolp kaasstolp: keesjtölp (Roermond), keessjtolp (Roermond), keessjtulp (Roermond), stolp: sjtolp (Roermond) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1
stolp over een heiligenbeeld stolp: sjtolp (Roermond) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
stomdronken poepzat: Sef had m weer gelaje, det sjaalde nörges op; poepzaat  pōēpzaat (Roermond) smoordronken III-2-3
stomp staan stomp staan: štomp štǭn (Roermond) Stomp afwerken van de onderzijde van de raat of raten door de bijen. Deze afstomping wijst erop, dat het bouwen voor het seizoen geëindigd is. Het is een zeker teken van zwermplannen van het volk. [N 63, 16d; N 63, 16c] II-6
stompe eind van een ei aars: Aars of loddering wordt gebezigd bij het kippe (z. ald.) = eieren tikken.  aars (Roermond), vot: vot (Roermond) Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)] || II. Aars*: spits van t ei in tegenstelling tot de meer stompe kant (= loddering). III-3-2
stomverbaasd paf: paf (Roermond), paf staon (Roermond) zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stoof, voetenwarmer stoof: \'t meuderke zoot mit de veut op de sjtoof  sjtoo:f (Roermond) stoof III-2-1