e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoofvlees, zuurvlees zuurbraad: zoerbroat (Roermond), zuurvlees: zoer vleis (Roermond, ... ) Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] III-2-3
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel bakhuis: [bakhuis] (Roermond), bakǝs (Roermond), voerhuis: vōrhūs (Roermond) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stootring as: as (Roermond) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stop van stop: štop (Roermond) stop III-2-1
stop voor fles of kruik kruikenstop: kroekesjtop (Roermond), kurk: Körk is erg lóch  körk (Roermond), stop: De sjtop is in de fles gesjaote de wien sjmaakt nao de sjtop  sjtop (Roermond), flesse mit \'ne glazere sjtop  sjtop (Roermond) kruikenstop || kurk || stop III-2-1
stopcontact contact: De sjtekker in \'t kóntak sjtaeke  kó:ntak (Roermond), stopcontact: sjtopkóntakt (Roermond) contact || stopkontakt III-2-1
stopmes stopmes: štǫpmɛts (Roermond) Het, meestal houten, werktuig waarmee de biezen en lissen tussen de bodemplanken en tussen kroos en bodem te duwen. In Kortessem (Q 74) werd als stopmes een rond keukenmes gebruikt. [N E, 54b] II-12
stopnaald stopnaalde: štopnǭlj (Roermond) Grote naald om kousen en andere zaken mee te stoppen. Stopnaalden zijn langer dan naainaalden en hebben grotere ogen. Er zijn er in verschillende diktes. [N 62, 49c; Gi 1.IV, 53; monogr.] II-7
stoppeleinde van de schoof kont: kǫntj (Roermond), vot: vǫt (Roermond) De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
stoppelland stoppelland: štǫpǝlantj (Roermond) Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.] I-4