20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
zuurbraad:
zoerbroat (L329p Roermond),
zuurvlees:
zoer vleis (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33357 |
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel |
bakhuis:
[bakhuis] (L329p Roermond),
bakǝs (L329p Roermond),
voerhuis:
vōrhūs (L329p Roermond)
|
De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.]
I-6
|
34577 |
stootring |
as:
as (L329p Roermond)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
19968 |
stop van |
stop:
štop (L329p Roermond)
|
stop
III-2-1
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
kruikenstop:
kroekesjtop (L329p Roermond),
kurk:
Körk is erg lóch
körk (L329p Roermond),
stop:
De sjtop is in de fles gesjaote de wien sjmaakt nao de sjtop
sjtop (L329p Roermond),
flesse mit \'ne glazere sjtop
sjtop (L329p Roermond)
|
kruikenstop || kurk || stop
III-2-1
|
19481 |
stopcontact |
contact:
De sjtekker in \'t kóntak sjtaeke
kó:ntak (L329p Roermond),
stopcontact:
sjtopkóntakt (L329p Roermond)
|
contact || stopkontakt
III-2-1
|
30669 |
stopmes |
stopmes:
štǫpmɛts (L329p Roermond)
|
Het, meestal houten, werktuig waarmee de biezen en lissen tussen de bodemplanken en tussen kroos en bodem te duwen. In Kortessem (Q 74) werd als stopmes een rond keukenmes gebruikt. [N E, 54b]
II-12
|
28881 |
stopnaald |
stopnaalde:
štopnǭlj (L329p Roermond)
|
Grote naald om kousen en andere zaken mee te stoppen. Stopnaalden zijn langer dan naainaalden en hebben grotere ogen. Er zijn er in verschillende diktes. [N 62, 49c; Gi 1.IV, 53; monogr.]
II-7
|
33062 |
stoppeleinde van de schoof |
kont:
kǫntj (L329p Roermond),
vot:
vǫt (L329p Roermond)
|
De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33104 |
stoppelland |
stoppelland:
štǫpǝlantj (L329p Roermond)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|