17851 |
struikelen |
struikelen:
sjtruukele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
stuikelen:
sjtuuchele (L329p Roermond)
|
Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21729 |
struikrover |
struikrover:
sjtroekruiver (L329p Roermond),
sjtrōēkrūīvər (L329p Roermond)
|
een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24745 |
struisgras |
struikgras:
WLD
sjtroekgraas (L329p Roermond)
|
Struisgras (agrostis nebulosa). Een 10 tot 80 cm grote plant. De plant is zodevormig; de bladeren zijn smal en vlak en hebben een kort tongetje; de aartjes bevinden zich in eivormige, na de bloei uitgespreide pluimen, 1-bloemig, meestal violetbruin van kl [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18072 |
struma |
krop:
krop (L329p Roermond),
struma:
struma (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30557 |
stucadoor |
pleistenaar:
pl ̇ēstǝn ̇ēr (L329p Roermond)
|
Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.]
II-9
|
24834 |
stuifmeel |
stuifmeel:
štȳfmę̄l (L329p Roermond)
|
Het eiwitten- en vettengedeelte van het bijenvoedsel. Het wordt door de haalbijen uit de mannelijke geslachtsceldragers van een plant gehaald. [N 63, 43a; Ge 37, 143]
II-6
|
28541 |
stuifmeelkrans |
stuifmeelkraag:
štȳfmę̄lkrāx (L329p Roermond)
|
De groep cellen op een raat waarin het stuifmeel wordt opgeslagen. [N 63, 46b]
II-6
|
25138 |
stuifsneeuw |
jaagsneeuw:
jaagsjnee (L329p Roermond),
poedersneeuw:
poejersjnee (L329p Roermond),
stuifsneeuw:
schtuuf sjnee (L329p Roermond),
sjtaofsjnee (L329p Roermond),
sjtoaf schnee (L329p Roermond),
sjtuuf sjnee (L329p Roermond),
stuufsneeuw (L329p Roermond)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] || verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24932 |
stuifzand |
stuifzand:
sjtuufzandj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
sjtūūf zandj (L329p Roermond),
stūūfzànjt (L329p Roermond)
|
stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31256 |
stuikblok van het aambeeld |
stuikblok:
št ̇uk˱blǫk (L329p Roermond)
|
Een zwaar, gietijzeren blok aan de voet van het aambeeld waar men werkstukken op kan stuiken. Zie ook afb. 15 en het lemma "stuiken". [N 33, 55; N 66, 13d]
II-11
|