e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
struikelen struikelen: sjtruukele (Roermond, ... ), stuikelen: sjtuuchele (Roermond) Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
struikrover struikrover: sjtroekruiver (Roermond), sjtrōēkrūīvər (Roermond) een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)] III-3-1
struisgras struikgras: WLD  sjtroekgraas (Roermond) Struisgras (agrostis nebulosa). Een 10 tot 80 cm grote plant. De plant is zodevormig; de bladeren zijn smal en vlak en hebben een kort tongetje; de aartjes bevinden zich in eivormige, na de bloei uitgespreide pluimen, 1-bloemig, meestal violetbruin van kl [N 92 (1982)] III-4-3
struma krop: krop (Roermond), struma: struma (Roermond, ... ) Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
stucadoor pleistenaar: pl ̇ēstǝn ̇ēr (Roermond) Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.] II-9
stuifmeel stuifmeel: štȳfmę̄l (Roermond) Het eiwitten- en vettengedeelte van het bijenvoedsel. Het wordt door de haalbijen uit de mannelijke geslachtsceldragers van een plant gehaald. [N 63, 43a; Ge 37, 143] II-6
stuifmeelkrans stuifmeelkraag: štȳfmę̄lkrāx (Roermond) De groep cellen op een raat waarin het stuifmeel wordt opgeslagen. [N 63, 46b] II-6
stuifsneeuw jaagsneeuw: jaagsjnee (Roermond), poedersneeuw: poejersjnee (Roermond), stuifsneeuw: schtuuf sjnee (Roermond), sjtaofsjnee (Roermond), sjtoaf schnee (Roermond), sjtuuf sjnee (Roermond), stuufsneeuw (Roermond) fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] || verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
stuifzand stuifzand: sjtuufzandj (Roermond, ... ), sjtūūf zandj (Roermond), stūūfzànjt (Roermond) stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)] III-4-4
stuikblok van het aambeeld stuikblok: št ̇uk˱blǫk (Roermond) Een zwaar, gietijzeren blok aan de voet van het aambeeld waar men werkstukken op kan stuiken. Zie ook afb. 15 en het lemma "stuiken". [N 33, 55; N 66, 13d] II-11