e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troep troep: troep (Roermond, ... ) een aantal manschappen die een deel van een leger vormen [klocht, troep] [N 90 (1982)] III-3-1
troep biggen in het algemeen klocht: kloxt (Roermond), toom: toom (Roermond), tūm (Roermond) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen klocht: kloxt (Roermond), toom: tūm (Roermond) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
troeven slaan: sjlaan (Roermond), troeven: troeve (Roermond), trūvə (Roermond), Woróm höbs-te neet getroef?  trōē:ve (Roermond) Met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden]. [N 88 (1982)] || Troeven: troeven. III-3-2
troffel troffel: trufǝl (Roermond) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9
trom trom: troe:m (Roermond), trōm (Roermond), troͅm (Roermond, ... ), trommel: trōməl (Roermond) Het cilindervormige slaginstrument, bespannen met kalfsvel, dat met behulp van twee stokken wordt bespeeld [trommel, trom]. [N 90 (1982)] || Trom: trom. III-3-2
trommel trom: 139  troem: (Roermond) Trom. III-3-2
trommelen trommelen: 72  troem:məl! (Roermond), trommen: 104  troem:mə (Roermond) Op de trom slaan. || Trommel!. III-3-2
trommeltje trommeltje: tröməlkə (Roermond), trommetje: speelgoed  trömkə (Roermond) trommeltje [RND] III-3-2
tromp? feep: feep (Roermond), [Met afbeelding].  fee:p (Roermond) Een fluitje met een stalen veer die uitrolt als op het fluitje geblazen wordt [tromp]. [N 90 (1982)] || Fee:p*: blikken of kartonnen feesttoeter. III-3-2