e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uit de rij zetten afvliegen: āf˲vlēgǝ (Roermond) De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.] II-6
uitblinken uitblinken: oetblinke (Roermond, ... ), oetblinkə (Roermond) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander rappelement: rappelement (Roermond), rappementje (Roermond), ràpləmènt (Roermond), uitbrander: oetbranjer (Roermond), uitschieter: oetsjieter (Roermond) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken bedenken: bədinkə (Roermond), uitbroeden: oetbreuje (Roermond), uitprakkiseren: oetprakkezere (Roermond, ... ) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] || uitbroeden III-1-4
uiteen poten wijd uitereen: wit utǝręi̯n (Roermond) De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b] I-5
uiten uiten: uute (Roermond, ... ), uutə (Roermond) uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgaan op scheut gaan: Van Dale: scheut, 3. vrije loop [...]; - (gew.) op scheut gaan, aan de zwier gaan.  op sjeut gaon (Roermond), op sjouw gaan: Van Dale: I. sjouw, 2. (stud.) aan de (of op) de sjouw zijn, boemelen, aan de rol zijn.  op sjouw gaon (Roermond), schotsen: sjoetse (Roermond), uitgaan: oetgaon (Roermond) langs de straat lopen, flaneren || uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgaanskleren uitgaanskleren: oetgaonskleijer (Roermond) De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)] III-1-3
uitgegraven dennenwortel dennenstonk: dɛnǝštroŋk (Roermond), dennenwortel: dɛnǝwø̜rtǝl (Roermond) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgestort zaad van de hengst sprongen: šprøŋk (Roermond) [N 8, 48 en 49] I-9