23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
veertig oere gebed (L329p Roermond)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33358 |
veevoerkookketel |
varkensketel:
vɛrǝkǝskē̜ ̞tǝl (L329p Roermond)
|
De ketel waarin het voer voor het vee gekookt en gemengd wordt. In deze ketel wordt ook wel de was gekookt. Soms worden het voer voor de koeien en dat voor de varkens in dezelfde ketel bereid, meestal echter niet; zie het lemma "varkensketel" (2.2.11). De ketel kan apart, los zijn of (moderner) vast (als een ronde bak met een deksel en een aftapkraan) met een vuur verbonden zijn dat er onder brandt. Aan dit laatste doen vooral de benamingen stookketel, stoomketel en machinesketel denken. De inhoud is dan 100 liter of meer, de hoogte van het geheel ongeveer 150 cm en de doorsnede ruim 100 cm. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5 A, 35b; N 4, 57; monogr.]
I-6
|
19431 |
vegen, keren |
bezemen:
besseme (L329p Roermond),
vegen:
vae:gə (L329p Roermond),
De greumelkes van de taofel vaege De sjouw laote vaege de veut vaege op de mat Hae vaegde zich langs de mond Dagobert had hoog sjtevels aan as mós-ter dadelik de baek gaon vaege, eine jas mit golje knuip aan en eine sjakko op
vae:ge (L329p Roermond)
|
bezemen || vegen
III-2-1
|
19959 |
veger |
veger:
vę̄gǝr (L329p Roermond)
|
Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en jonge bijen. In plaats van de koningin te zoeken veegt men bij deze methode al de bijen van de ramen in een lege kast, waarin dan de nodige ramen gehangen worden. De vliegbijen zullen de veger verlaten en terugkeren naar de oude staanplaats. Zo blijven alleen de koningin en de zeer jonge bijen in de nieuwe kast. De oude kast zal, wanneer zij de moerloosheid vaststelt, koninginnendoppen aanzetten om het oude peil opnieuw te bereiken (Eeckhout, pag. 148). [N 63, 92b; N 63, 37e]
II-6
|
24919 |
veld, open land |
veld:
veldj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
vèldj (L329p Roermond),
véljt (L329p Roermond)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33281 |
veldbonen |
breekbonen:
brēq[bonen] (L329p Roermond)
|
Phaseolus L. Gevraagd is naar bonen die op de akker worden geteeld, maar in de antwoorden zijn ook bonensoorten te vinden die zeker in de moestuin thuishoren zoals tuinbonen (Vicia faba L.). Zodoende bestaat dit lemma eerder uit een opsomming van de namen van bonensoorten die men zoal kent, dan uit een strikt onomasiologisch artikel. Opmerkingen van zegslieden: bij duivebonen: "klein soort tuinbonen"; bij soepbonen: "voor de winterdag"; bij kniebonen: "soort paardeboon"; bij aardmannetjes: "soort struikbonen"; bij zoete bonen: "voor het vee"; bij bittere bonen: "voor de mest"; bij wollen wantjes: "ze worden tesamen met peultjes gegeten". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (-bonen) zie het tweede deel van het lemma Boon, Algemeen. [N P, 23a en 23b; monogr.]
I-5
|
21742 |
veldfles |
veldfles:
veldjfles (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
vèljtflés (L329p Roermond)
|
een fles die men op mars meeneemt om er onderweg uit te kunnen drinken [veldfles, bobbelke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23494 |
veldkruis |
veldkruis:
veldjkruuts (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
leeuwerik (L329p Roermond),
leewerik (L329p Roermond),
leewrik (L329p Roermond),
liewerk:
le:werk (L329p Roermond),
leewerk (L329p Roermond)
|
Hoe heet de veldleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik [Roukens 03 (1937)] || veldleeuwerik
III-4-1
|
33505 |
veldsla |
veldsalade:
veldjsjlaai (L329p Roermond),
veldjslaaj (L329p Roermond),
veldsjlaai (L329p Roermond),
velšlaaj (L329p Roermond),
LDB
veldsjlaaj (L329p Roermond)
|
veldsla || Veldsla; de onderste bladeren zijn spatel- of lepelvormig, de hogere langwerpig en spits, bloempjes zijn klein en bleekblauw (veldkrop, veldsla, muizenoortje, korensla, witmoes). [N 82 (1981)]
I-7
|