22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
a) De pöt had geseerd veur de golje broejolf.
se:re (L329p Roermond),
versieren:
versiere (L329p Roermond)
|
Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Sieren: sieren.
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
opsmuk:
opsjmuk (L329p Roermond),
sieraad:
seeraod (L329p Roermond),
smuk (<du.):
sjmoek (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
versiersel:
versiersəl (L329p Roermond)
|
sieraad || voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
schabbetig:
sjebbetig (L329p Roermond),
schabbig:
Vero.
sjebbig (L329p Roermond),
sleets:
sjleets (L329p Roermond),
versleten:
versjleetə (L329p Roermond),
versjlete (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
armoedig, versleten || door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
špręi̯ (L329p Roermond)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
kpfchen (du.):
köpfje (L329p Roermond),
verstand:
versjtandj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
vərsjtánjt (L329p Roermond)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] || verstand
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
versjtaenig (L329p Roermond),
versjte:njig (L329p Roermond),
versjtenjig (L329p Roermond),
versjtènjig (L329p Roermond)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
tand van verstand:
ta(j)ntš van versta(j)ntš (L329p Roermond),
tanjtj van verštanjtj (L329p Roermond),
tantj van vərstantj (L329p Roermond)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32057 |
verstek |
verstek:
vǝrštē̜k (L329p Roermond)
|
Hoekverbinding waarbij de uiteinden van de twee delen onder een hoek van 450 tegen elkaar staan. Daardoor is op de buitenhoek geen kopshout zichtbaar. Zie ook afb. 143. [N 53, 203a; monogr.]
II-12
|
32011 |
verstekschaafblok |
verstekblok:
vǝrštęk˱blǫk (L329p Roermond)
|
Werktuig in de vorm van een langwerpig blok waarop twee driehoekige blokjes zijn bevestigd, waartussen het te bewerken stuk hout vastgeklemd kan worden. In de verstekschaafblok vastgezette werkstukken kunnen langs de schuine zijde van het blok in verstek geschaafd worden. Zie ook afb. 118. [N 53, 214b; monogr.]
II-12
|
32059 |
verstekverbinding met vaste pen |
scheerverbinding met verstek:
šērvǝrbenjeŋ męt ˲vǝrštęk (L329p Roermond)
|
Houtverbinding, waarbij de delen met behulp van pen en gat aan elkaar bevestigd worden. Zie ook afb. 145. Deze verbinding is steviger dan een gewoon verstek. [N 54, 57a]
II-12
|