e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vierhoekige eg vierkante [eg]: vierkante [eg] (Roermond) De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
vieruursboterham koffie, de -: de koffie (Roermond), koffie (Roermond), koffiedrinken, het -: koffie drinke (Roermond), koffiedrinke (Roermond), koffiedrínke (Roermond), koəfìdrìnkə (Roermond), ’t kòffiedrinke (Roermond), ’t kóffiedrinke (Roermond, ... ), nisperen: nispere (Roermond) de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
vigilie heiligeavond: heilige aovend (Roermond) De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)] III-3-3
vijf frank vijf frank: 5 frang (Roermond), vief frang (Roermond, ... ) 5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
vijf wonden van christus vijf wonden: vief wonje (Roermond) De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vijf-guldenstuk gouden vijfje: golje viēfke (Roermond), stuk van vijf gulden: ei sjtök van vief gölje (Roermond) vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
vijftig frank vijftig frank: 50 frang (Roermond), vieftig frang (Roermond) 50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
vijg vijg: vie:ch (Roermond), vieg (Roermond, ... ), WBD-WLD  vīēg (Roermond) De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] || vijg III-2-3
vijl vijl: v ̇īl (Roermond) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.] II-11
vijver kuil: koel (Roermond), kūl (Roermond), vijver: viever (Roermond, ... ), vievər (Roermond), vīēver (Roermond), vīvǝr (Roermond) klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8, III-4-4