e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voornemens zijn van plan zijn: van plan zeen (Roermond), voorhebben: veur höbbə (Roermond), voornemens zijn: veurnaemes zeen (Roermond), veurnaimes (Roermond) van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
vooroverduikelen duikelen: duukele (Roermond), duiken: duke (Roermond), kopkeukelen: kopkuikele (Roermond), struikelen: (F)  sjtrūūkele (Roermond) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] III-1-2
voorpoten met dikke knie stalpoten: štalpø̄t (Roermond) [N 3A, 143; monogr.] I-11
voorraad voorraad: veurraod (Roermond), veurraot (Roermond), voorraot (Roermond) de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)] III-3-1
voorrooien onderzoeken: oŋǝrzø̄kǝ (Roermond) Controleren of de aardappelen rijp zijn, of ze voldoende groot zijn om gerooid te worden. Omschrijvende uitdrukkingen zoals "kijken of de aardappelen rijp zijn" zijn hier niet opgenomen. [N 12, 20] I-5
voorschieten voorschieten: veur eemes veursjeete (Roermond), veursjeete (Roermond), veursjete (Roermond) Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
voorschoot, schort (alg.) scholk: scholk (Roermond), sjolk (Roermond), Zie ook afb. p. 267. NB p. 312: voorschoot, niet gebr.; men zegt sjolk.  sjolk (Roermond) Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || schort || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
voorspelen invliegen: envlēgǝ (Roermond) Het voor de woning op en neer dansen van jonge bijen in het voorjaar. Dit gebeurt bij reinigingsvluchten en ook tijdens het hoogtepunt van het broedseizoen. De jonge bijen prenten dan waarschijnlijk het uiterlijk en de ligging van hun woning in. Zij blijven vlak voor de woning op en neer dansen met hun kop naar de vliegopening gericht. [N 63, 57a] II-6
voorstal, voedergang voerderij: vōrderi (Roermond), voergang: vōrgaŋk (Roermond), voerij: vōrī, vōri (Roermond), voorstal: vø̄r[stal] (Roermond) Het voorste gedeelte van de stal, gelegen tussen de (brand)muur van het woongedeelte en de voedergoot van de koeien. In een enkele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar het woongedeelte gekeerd staan, is het tevens de voedergang. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de staart naar elkaar toe staan, is de voorstal meestal de wat bredere voedergang langs de voorste rij koeien. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar elkaar toe staan, bevindt de voorstal zich opzij van de dubbele koeienstand. In een dubbele langsstal, waarin twee rijen koeien in de lengterichting van de stal staan, is het de vrije ruimte tussen het woonhuis en de dubbele koeienstandplaats. In de voorstal wordt het voer klaar gemaakt, wordt voer voor direct gebruik bewaard en bevinden zich toestellen en machines, zoals bietensnijmachine en veevoederkookketel. De voorstal is soms een tussen stal en keuken gelegen, apart vertrek geworden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 8. [N 5A, 34a, 40a, 46a en 48a; N 4, 72 en 77; S 50; monogr.] I-6
voorstaldeur staldeur: [staldeur] (Roermond), voerdeur: vōrdø̄r (Roermond), zijdeur: zidø̄r (Roermond) De deur van de voorstal, de gebruikelijke toegang voor personen tot de stal, waardoor tevens het groenvoer naar binnen wordt gebracht. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen (koestaldeur), (staldeur) en (stalpoort) het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3). [N 5A, 34b en 53b; add. uit N 5A, 53c] I-6