21615 |
waarde van 6 stuiver |
shilling (eng.):
eine sjilling (L329p Roermond)
|
waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18860 |
waarderen |
estimeren:
mar.: cf. fr. s.v. "estimer
eksteme:re (L329p Roermond),
waarderen:
waa:rde:re (L329p Roermond),
waadeerə (L329p Roermond),
waardere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
achting toedragen, waarderen || op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)] || waarderen
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
waarschuwe (L329p Roermond),
waarsjuwe (L329p Roermond)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21785 |
waarschuwing |
waarschuwing:
waarsjuuwing (L329p Roermond)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21589 |
wacht |
wacht:
wach (L329p Roermond),
wag (L329p Roermond),
wàg (L329p Roermond)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
waakə (L329p Roermond),
wake (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
baaje (L329p Roermond),
waden:
waaje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waofel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
waofele (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
waofel (L329p Roermond),
Syst. WBD
waofel (L329p Roermond),
Vanaovend gaon-ver wäöfelkes bakke
wao:fel (L329p Roermond)
|
wafel || Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19814 |
wafelijzer |
wafelijzer:
waofeliezer (L329p Roermond),
woafeliezer (L329p Roermond)
|
wafelijzer
III-2-1
|
32188 |
wagenmaker |
radmaker:
rātmē̜kǝr (L329p Roermond),
rāǝtmē̜kǝr (L329p Roermond),
wagenmaker:
wāgǝmē̜kǝr (L329p Roermond)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|