24408 |
wezel |
bruine fret:
bruine fret (L329p Roermond),
wezel:
wezel (L329p Roermond)
|
wezel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17864 |
wiebelen |
wiebelen:
wiebele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜i̯ǝ (L329p Roermond)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
wee:ch (L329p Roermond),
weeg (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
wieg || wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-1, III-2-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rāt (L329p Roermond),
meervoud
rāi̯.ǝr (L329p Roermond),
radje:
verkleinwoord
rāǝtjǝ (L329p Roermond)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
24962 |
wiel, kolk |
kolk:
kòlk (L329p Roermond)
|
kolk of plas die na een dijkbreuk is ontstaan of is overgebleven na een overstroming [wiel, waal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31573 |
wielband |
reep:
re̜jp (L329p Roermond)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
22412 |
wielerwedstrijd |
fietsrennen:
fietsrenne (L329p Roermond),
koers:
koers (L329p Roermond)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24276 |
wielewaal |
goudmerel:
goutmèèrel (L329p Roermond),
gòltjmèèrel (L329p Roermond),
gòltmèèrel (L329p Roermond),
goudsmerel:
goldsj-märel (L329p Roermond),
gulden merel:
#NAME?
gòlje mèèrel (L329p Roermond),
gulden merling:
go:lje maerel(ink) (L329p Roermond)
|
goudmerel || Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal
III-4-1
|
23554 |
wierook |
wierook:
wierook (L329p Roermond)
|
Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|