e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Roermond), weŋkǝlh ̇ǭk (Roermond  [(meervoud: weŋkǝlh ̇ø̜̄k)]  ), winkelhaok (Roermond) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak kunnen rechte hoeken worden afgeschreven of worden gecontroleerd op hun haaksheid. Zie ook afb. 103 en het lemma ɛwinkelhaakɛ in Wld II.9, pag. 10 en Wld II.11, pag. 56-57.' [N 53, 187; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak II-12, II-7, III-1-3
winnen winnen: (w)ine (Roermond), wi:nne (Roermond) winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen: winnen. III-3-2
winst winst: wins (Roermond, ... ) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1
wintergraan winterkoren: wentjǝrkǭrǝ (Roermond) Het graangewas dat in de herfst gezaaid wordt en de winter op het veld doorbrengt. I-4
winterkleren winterkleren: winjterkleijer (Roermond), winterkleijer (Roermond), wintjer kleijer (Roermond), wintjerkleier (Roermond, ... ), wintjerkleijer (Roermond) winterkleren [N 23 (1964)] || Winterkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
winterkoninkje krodje: veroud.  kraetje (Roermond), winterkoninkje: winterköninkske (Roermond), wintjerkeuningske (Roermond), wintjerköningske (Roermond) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] || winterkoning III-4-1
wintertros wintertros: wenjtjǝrtrus (Roermond) De kogelvormige tros van bijen die dicht op elkaar de winter doorgaan. [N 63, 54b; N 63, 54a] II-6
wintervoedsel bijensokker: bi-jǝsokǝr (Roermond) Voedsel, meestal bestaande uit gesmolten suiker met water, dat vóór de winter aan de bijen wordt gegeven in de plaats van de hen ontnomen honing. Vroeger gaf men de bijen ook wel een speciale honing, de voederhoning of stamphoning. Een minimum-voorraad van ongeveer 15 kg per krachtig volk is wel vereist. [N 63, 109a; Ge 37, 193; monogr.] II-6
wintervoerbak voerbak: vōrbak (Roermond) Bak, bord of klomp waarin het voedsel wordt toegediend. [N 63, 109b; monogr.] II-6
winterwortelen moren: mūrǝ (Roermond), wortelen: wǫrtǝlǝ (Roermond) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5