28537 |
bolletjes stuifmeel |
klompjes:
klømpkǝs (L329p Roermond)
|
Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94]
II-6
|
21009 |
bolster van een noot |
bolster:
bòlster (L329p Roermond),
notenschaal:
De notesjale verbranje
notesjaa:l (L329p Roermond),
schaal:
sjaal (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
LDB
sjaal (L329p Roermond),
WBD-WLD
sjààl (L329p Roermond)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] || notedop
III-2-3
|
32326 |
bom, spon |
bom:
bǫm (L329p Roermond),
spon:
špon (L329p Roermond)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32322 |
bomgat, spongat |
bomgat:
b ̇omgāt (L329p Roermond),
spongat:
špongā.t (L329p Roermond)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
25114 |
bomijs |
bros ijs:
broos īēs (L329p Roermond),
hol ijs:
haol īēs (L329p Roermond)
|
ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20902 |
bonbon |
bonbon:
Veur de dames waer-der bónbóns en veur de here siegare
bó:nbó:n (L329p Roermond)
|
bonbon
III-2-3
|
20661 |
bonenkruid |
bonenkruid:
bo:nekrōēd (L329p Roermond),
bonekroet (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
selderie (L329p Roermond),
Bie wolle bone heurt bonekruudje
bo:nekrōēd (L329p Roermond),
bonenkruidje:
bonekruudje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
LDB
bonekruudje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
WBD-WLD
boonə krŭŭtjə (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
selderie:
selderie (L329p Roermond)
|
bonekruid || Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (L329p Roermond)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pils (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
vosje:
vöske (L329p Roermond)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bōŋḍ ɛɛm blōw gəsjlāgə (L329p Roermond)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|