e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonte kraai grijze kraan: grieze kraon (Roermond) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonte specht, specht mierenjager: alleen in kandidaatsscriptie soort specht  mierejaeger (Roermond), specht: alleen in kandidaatsscriptie  s(j)pèch (Roermond) draaihals || specht (alg.) III-4-1
bontkraag pels: Zie ook afb. p. 218.  pils (Roermond), pelskraag: pilskraag (Roermond, ... ) kraag van bont [N 23 (1964)] || pels: b) losse halskraag van bont III-1-3
bontmantel bontjas: bontjas (Roermond), bòntjjas (Roermond), bóntjas (Roermond), Ss. sub bóntj.  bónjtjas (Roermond), bontmantel: bontjmantjel (Roermond), Ss. sub bóntj.  bónjtmantjel (Roermond), pelsmantel: pilsmanjtel (Roermond), pilsmantjel (Roermond) bontjas || bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonzen: boense (Roermond), bōēnzə (Roermond) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boodschappenmand boodschappenkorf: bōtšapǝkǫrǝf (Roermond), boodschappenmandje: bōtšapǝmɛntjǝ (Roermond) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12
boog boog: b^oͅ:ch (Roermond), boax (Roermond), ene bohch(j) (Roermond), 54, 75, 143 b III  bao:ch (Roermond), bäö:ch (Roermond), a) Mit piel en baog sjete.  bao:g (Roermond), pag. 221 sub pijl.  mit piel en baog sjete (Roermond) [Met pijl en boog schieten]. || boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. || Boog: boog. || Om het karnen te vergemakkelijken werd er een boog tegen de zolder genageld, die met een pees de karnstok op en neer liet gaan. [N 12, 54] || Plur. van boog. I-11, III-3-2
boogschaaf met bolle zool rondschaaf: ronjtš ̇āf (Roermond) Een blokschaaf waarvan de zool in de lengte gebogen is en die dient om iets holrond uit te schaven. Zie ook afb. 37. De boogschaaf met bolle zool wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de holle binnenkant en binnenrand van vaten mee af en de wagenmaker schaaft er de holle binnenkant van velgsegmenten mee. Het eerste lid in de woordtypen velgerschaaf (Q 119) en vellingschaaf (Q 111) verwijst daar naar. [N 53, 80a; N G, 36a; N E, 35] II-12
boogschuttersgilde handboog: den handjbaog (Roermond), schutterij: sjutterie (Roermond), sjötterie:j (Roermond), sjøͅtəri (Roermond), 123f  šöttərie (Roermond) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] || Schutterij. || Schutterij: schutterij. III-3-2
boom (alg.) boom: baum (Roermond), bom (Roermond), boum (Roermond, ... ), buim (mv.): buim mv (Roermond, ... ), bäöm mv (Roermond) boom [N M (1965)], [RND] III-4-3