33511 |
boomgaard |
bongerd:
boŋərt (L329p Roermond)
|
I-7
|
24126 |
boomklever |
blauwspecht:
blauwsjpech (L329p Roermond)
|
boomklever
III-4-1
|
24845 |
boomkruin |
kruin:
kruun (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
WBD-WLD
krūūn (L329p Roermond)
|
De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24127 |
boomkruiper |
boomkruiper:
alleen in kandidaatsscriptie
boumkroeper, boumkuuperke (L329p Roermond),
boomlopertje:
alleen in kandidaatsscriptie
baumluiperke (L329p Roermond)
|
boomkruiper
III-4-1
|
24128 |
boomleeuwerik |
boomleeuwerik:
boumleewerik (L329p Roermond),
grasstrts:
HB/HS, p.243
graassjtrööts (L329p Roermond)
|
boomleeuwerik || Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24129 |
boompieper |
boompiepertje:
boompieper(ke) (L329p Roermond),
kleddermannetje:
klèddermènneke (L329p Roermond)
|
boompieper
III-4-1
|
22843 |
boompje wisselen |
boompje verwisselen:
buimke wissele
buimke verwissele (L329p Roermond),
pag. 40: Sub boom, de kienjer ware aan t buimke verwèssele.
buimke verwèssele (L329p Roermond)
|
[Boompje verwisselen]. || Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|
24130 |
boomvalk |
stootsvalk:
sjtootvalk (L329p Roermond)
|
boomvalk
III-4-1
|
22339 |
boomvruchten stelen |
gappen:
gappe (L329p Roermond),
stritsen:
sjtrietse (L329p Roermond)
|
Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34565 |
boomwagen |
mallejan:
malǝjan (L329p Roermond)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|