e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterhamworst boterhammenworst: botterhammeworst (Roermond), bottrammewórs (Roermond), bótterammewórs (Roermond), bótterhammewórs (Roermond), boterhamworst: boterhamworst (Roermond), schonkerworst: gesneden bij het brood gegeten  sjoonkerwoors (Roermond) boterhamworst [N 06 (1960)] || hamworst /schinken- [N 06 (1960)] III-2-3
boterkussentje boterbabbeltje: botterbabbeltje (Roermond), bòterbabbeltje (Roermond), bòttərbábbəltjə (Roermond), bótterbabbeltje (Roermond) boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3
boterlepel boterspaan: bóttesjpaan (Roermond) lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botervloot botervlootje: Gaef mich ins det bóttervleutje waat dao bie dich sjteit  bóttervleu:tje (Roermond) vlootje III-2-1
botervlootje boterpot: bótterpot (Roermond), boterpotje: botterpötje (Roermond), botervloot: bóttervlooi (Roermond), o is zeer dof  bŏttervloot (Roermond), botervlootje: bootervleutje (Roermond), bottervleutje (Roermond), bŏttervleutje (Roermond), vlootje: vleutje (Roermond) botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)] III-2-1
bouillon bouillon: B\\ljóng trekke van soepevleis  bəljóng (Roermond), bouillonblok: beljóngblok (Roermond), broei: Bruij: vleesnat  bruij (Roermond), de breuj: vleesnat  breuj (Roermond), Syst. WBD bruj = vleesnat.  bruj (Roermond) bouillon || bouillonblok || Wat verstaat u onder: brui (groente, kool of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] III-2-3
bouwen bouwen: bǫwǝ (Roermond) Het maken van de wasraat door de bijen. Steeds begint de zwerm met het bouwen van de werkbijenraat, het zogenaamde fijn werk. Vervolgens gaat ze over tot het maken van grof werk of darrenraat. Normaal bouwt de zwerm van boven naar beneden d.w.z. de punt van de zeshoek wijst naar beneden, maar ze kan ook andersom werken. Onder alle omstandigheden blijft de zwerm echter efficiënt werken. [N 63, 16a; Ge 37, 54] II-6
bouwland akkerland: akǝrlanjtj (Roermond), bouwland: bulanjtj (Roermond), land: lanjtj (Roermond), veld: fɛ̄ljtš (Roermond), vɛljtj (Roermond) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: waem zól in zón brak wille wone  b(e)rak (Roermond), gevaak: gevaak (Roermond) oud vervallen huis || vervallen (groot) huis III-2-1
bouwvoor de zwarte grond: dǝ žwartǝ grontj (Roermond) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1