25121 |
donderwolk |
donderkop:
Nb. idem zie toelichting bij vraag 6!!
donder^kop (L329p Roermond),
donderkoppen:
donderkoppen (L329p Roermond),
donderköp (L329p Roermond),
dònderköp (L329p Roermond),
dónderköp (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
de donder (L329p Roermond),
de dònder (L329p Roermond),
de dónde (L329p Roermond),
de dónder (L329p Roermond),
donder (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
(znw.)
dóndər (L329p Roermond),
hommel:
den hómmel (L329p Roermond),
hommel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
donder [N 22 (1963)] || onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
donker worden:
dōnkər wéérə (L329p Roermond),
duister worden:
duuster waire (L329p Roermond)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
donker (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
dōnkər (L329p Roermond),
dónker (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
duister:
duuster (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
dūūster (L329p Roermond)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34042 |
donkerbruine koe |
vale koe:
vāl [koe] (L329p Roermond)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
24138 |
dons, nestveren |
nesthaar:
neshaor (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
nēshao.rə (L329p Roermond)
|
donshaar || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dood (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
doot (L329p Roermond),
dōt (L329p Roermond),
dôot (L329p Roermond),
met lengteteken op de o
dód (L329p Roermond)
|
dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
dood (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
end:
inj (L329p Roermond)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21154 |
doodlopende weg |
dode weg:
dooie waig (L329p Roermond)
|
een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doodskies (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
kist:
kies (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|