21023 |
beurs |
achter in het portaal (<oudfr.):
achter in t pertaol (L329p Roermond)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
bluts (L329p Roermond)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
beva:lle (L329p Roermond),
bevalle (L329p Roermond),
kindje krijgen:
keendje kriege (L329p Roermond),
kiendje kriege (L329p Roermond)
|
bevallen || Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
beve:l (L329p Roermond),
bəvèl (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
opdracht:
opdrach (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
order:
order (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
bevel || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bestellen:
bəstèllə (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
bevelen:
bevaele (L329p Roermond),
bevaile (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
bəvéélə (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
bevelen geven:
bevaele gaeve (L329p Roermond),
commanderen:
commandere (L329p Roermond),
commanderen (<fr.):
commandere (L329p Roermond)
|
bevelen || bevelen geven || iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
razelen:
rāzǝlǝ (L329p Roermond)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerderij:
[voerderij] (L329p Roermond),
voerhuis:
[voerhuis] (L329p Roermond)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
druk rondlopen:
(F)
drök róndjloupe (L329p Roermond),
kwinkeleren:
kwinkleere (L329p Roermond),
lopen wie een kwikstaart:
hae löp wie ne kwiksjtert (L329p Roermond),
vegen:
vaige (L329p Roermond)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
bewerkelijk:
bewerkelik (L329p Roermond),
gecompliceerd:
gekompleseerd (L329p Roermond)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32261 |
bewerken van de duig voor het drogen |
afreien:
afręjǝ (L329p Roermond),
schillen:
šelǝ, šęlǝ (L329p Roermond)
|
De duig na het klieven een eerste, ruwe bewerking geven met behulp van de kuipersbijl en het kapmes. Het hout is dan nog zacht en daardoor makkelijker te bewerken dan gedroogd hout. [N E, 12; N E, 13a]
II-12
|