20469 |
masturberen |
(-) wiksen:
eine wikse (L293p Roggel),
een wiksen:
eine wikse (L293p Roggel)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L293p Roggel)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matəkloͅpər (L293p Roggel)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L293p Roggel)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
maasderen:
Wordt gebruikt door oudere mensen.
maasdere (L293p Roggel),
mazelen:
Oudere mensen zeggen maasdere.
mazele (L293p Roggel)
|
Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)]
III-1-2
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
mieerstemmige mes (L293p Roggel)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21273 |
meester |
meester:
meister (L293p Roggel),
mɛ.istər (L293p Roggel)
|
(school)meester [RND] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māxt (L293p Roggel)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
meidoorn:
-
meidoor (L293p Roggel)
|
meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikever (L293p Roggel, ...
L293p Roggel)
|
meikever || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|