18308 |
muiltje |
insteker:
insjteekərs (L293p Roggel),
slof:
sloefen (L293p Roggel),
slofje:
slufkes (L293p Roggel)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)] || Schoeisel met laag bovenwerk (meestal zonder of met weinig hak) dat men gemakkelijk aan- en uitschiet, om in huis te dragen (pantoffel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mōēs (L293p Roggel)
|
muis [DC 35 (1963)]
III-4-2
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
møts (L293p Roggel)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
24506 |
muurbloem |
koekenbloem:
-
kokebloom (L293p Roggel)
|
muurbloem [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
26400 |
naaf |
bus:
bøs (L293p Roggel)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28708 |
naaien |
naaien:
nē̜jǝ (L293p Roggel),
nęjǝ (L293p Roggel)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28734 |
naaiwerk |
binnengenaaid:
bęnǝgǝnęjt (L293p Roggel)
|
Schoenen waarvan het bovenwerk aan het onderwerk is genaaid. Het is niet duidelijk of de verschillende woordtypen hetzelfde aanduiden. [N 60, 104]
II-10
|
30983 |
naaldhak |
naaldhak:
nǭltjhak (L293p Roggel)
|
De hoge en puntige hak bij damesschoenen. [N 60, 126d]
II-10
|
18462 |
naaldhak [wld ii.10, p. 37] |
naaldhak:
naoltjhak (L293p Roggel)
|
Welke andere benamingen voor hakken kent u verder? Hoe zien ze eruit? (platte of engelse hak? wener hak? lodewiekijnhak? steekhak? staarthak? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
23529 |
naar de mis gaan |
de mis bijwonen:
de mes biewoeenen (L293p Roggel)
|
De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|