e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig nieuwsgierig: noesjeirig (Roggel) nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4
nijdnagel overnagel: euvernagel (Roggel, ... ) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
nijptang nijptang: nīptaŋ (Roggel), tang: taŋ (Roggel) In het algemeen het werktuig om te knijpen en te trekken. Zie afb. 9. [N 60, 184a; N 60, 236] II-10
noemen noemen: neume (Roggel) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
noodklok noodklok: noeedklok (Roggel) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3
noot noot: noot (Roggel) noot [DC 47 (1972)] III-2-3
notenboom notenboom: -  noteboom (Roggel) okkernoot [DC 17 (1949)] I-7
noveen noveen (<lat.): noveen (Roggel) Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)] III-3-3
oever boord: boord (Roggel) oever [DC 02 (1932)] III-4-4
offerande offerande (<fr.): offerande (Roggel) De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)] III-3-3