23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L293p Roggel)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offergang:
offergank (L293p Roggel)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeldj (L293p Roggel)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblikje:
oigenblikske (L293p Roggel)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
-
noot (L293p Roggel)
|
okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
eksaol (L293p Roggel)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30960 |
omboeken |
omboeken:
ømbukǝ (L293p Roggel)
|
Het omvouwen en vastlijmen van de randen van het leerwerk. [N 60, 52]
II-10
|
33745 |
omheinen |
tuinen:
tūnǝ (L293p Roggel)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūnǝ (L293p Roggel)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
muur van de kerkhof:
de moor vanne kirkhouf (L293p Roggel)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|