e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheining van ijzeren spijlen afrastering: āfrastǝreŋ (Roggel), tuin: tūn (Roggel) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes tuin: tūn (Roggel) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen tuin: tūn (Roggel) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omheining van takken tuin: tūn (Roggel) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8
omloper geschalmd stuk: gǝšalmt štøk (Roggel), gestift stuk: gǝšteft štøk (Roggel), omloper: omlø̄pǝr (Roggel) Het riempje dat, na geschift of geschalmd te zijn, in hoefijzervorm met tacks wordt vastgeslagen en op welke basis men de hak laag voor laag opbouwt. De hiel van de voet is van onderen bol, zodat de hak daar enigszins hol moet zijn. Deze lichte welving wordt bereikt door als bovenste laag van de hak een plat afgeschifte reep leer rondom te leggen in de vorm van een hoefijzer (Liedmeier, pag. 18). Zie afb. 51. [N 60, 128a] II-10
onderlip onderlip: òngərlùp (Roggel) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderstukken onderstukken: oŋǝrštøkǝ (Roggel) De stukken leer van mindere kwaliteit tussen de omloper en de achterlap. Hiermee geeft men de hak hoogte. De informant van Q 18 vermeldt dat hij bekend was met het feit dat hiervoor buffelhuid werd gebruikt. Die was groen van kleur, dik en zeer slecht. Zie afb. 51. [N 60, 128b] II-10
onderwerk onderwerk: oŋǝrwɛrǝk (Roggel) Het onderste gedeelte van de schoen. Kn√∂fel (I, pag. 193) verstaat onder onderwerk "hak, zool, rand, binnenzool en contrefort (stijf) aan schoenwerk". [N 60, 74a] II-10
onderwerk [wld ii.10, p. 35] onderwerk: ongərwérrək (Roggel) Het onderste gedeelte van de schoen (onderwerk?) [N 60 (1973)] III-1-3
onderwijzer meester: meister (Roggel) onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1