23383 |
biechtstoel |
biechtstoel:
beechsjtool (L293p Roggel)
|
De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
be.jə (L293p Roggel)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
béér (L293p Roggel)
|
bier [RND]
III-2-3
|
24522 |
bies |
snammel:
šnamǝl (L293p Roggel),
strook:
štrōk (L293p Roggel)
|
Een reep leer in het algemeen. [N 60, 18a]
II-10
|
18438 |
bies [wld ii.10, p. 25] |
snammel:
sjnamməl (L293p Roggel),
strook:
sjtrook (L293p Roggel)
|
Een reep leer in het algemeen? (bies) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
34238 |
biestmelk |
biest:
bēs (L293p Roggel)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
28399 |
bij |
bij/bie:
bi-j (L293p Roggel)
|
De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.]
II-6
|
33857 |
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen |
frans staan:
frans štǭn (L293p Roggel),
maaien:
męi̯ǝ (L293p Roggel)
|
In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86]
I-9
|
33861 |
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen |
slepen:
šlɛ̄i̯pǝ (L293p Roggel),
stroffen:
štrufǝ (L293p Roggel)
|
[N 8, 80]
I-9
|
33859 |
bij het stappen de voeten kruiselings plaatsen |
kremmen:
krɛmǝ (L293p Roggel)
|
[N 8, 76]
I-9
|