34151 |
onvruchtbare koe |
kween:
kwent (L293p Roggel)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
afbeelding van onze-lieve-vrouw van altijddurende bijstand:
aafbielding van us levrouw van altieddurende biejstand (L293p Roggel)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (L293p Roggel),
paternoster:
pater noster (L293p Roggel)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17592 |
oog |
oog:
o.ugə (L293p Roggel),
òuch (L293p Roggel)
|
ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33076 |
oogst binnenhalen |
inhalen:
enhǭlǝ (L293p Roggel),
invaren:
envārǝ (L293p Roggel)
|
Als de schoven lang genoeg gedroogd hebben op het veld wordt het graan binnengehaald. In dit lemma staan de algemene benamingen voor het vervoeren van de graanoogst van het veld naar de schuur bijeen. Dit gebeurde met dezelfde hoogkar en met hetzelfde gereedschap (gaffel) als bij de hooioogst; zie aflevering I.3, paragraaf 5, voor dit lemma met name ''hooi binnenhalen'' (5.3.1). Vaak ging het binnenhalen van de laatste kar met enige feestelijkheden gepaard. In L 286, 312 en 314 wordt aangetekend dat er dan rijstepap werd gegeten; in Q 117a dat men met deze laatste wagen een omweg maakte langs enkele café''s. In Q 19 wordt het oogstfeest martelgaus genoemd (in Q 32 wordt met ''martǝlgǭs'' de laatste te dorsen schoof aangeduid). In Q 34 wordt er op de laatste kar een meiboom meegevoerd; de laatste kar binnenhalen heet er dan ook: de mei invaren en deze uitdrukking kent men ook in Q 198b. Het kabaal dat gemaakt wordt bij het binnenhalen van de laatste kar noemt men in Q 211: ''juxǝlǝ'' (iteratief van ''juichen''), terwijl in dezelfde plaats wordt opgegeven dat één van de knechts bij die gelegenheid eerbetoon bracht ''(hǭfǝšǝ)'' aan de boerin, door haar de schoenen te poetsen (dǝ šǫ] re] māxǝ). Er konden twee kaarten van het materiaal getekend worden: één met ''halen'' als kernwoord (kaart 51), waarbij men het gezichtspunt van de boerderij inneemt en één met ''varen'' als kernwoord (kaart 52), waarbij men de handeling vanuit het gezichtspunt van het veld beziet.' [N 15, 39; JG 1a, 1b; A 16, 4d; A 23, 16.2; Lu 1, 16.2; monogr.]
I-4
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ooievaar (L293p Roggel)
|
ooievaar [DC 35 (1963)]
III-4-1
|
20356 |
oom |
oom:
neen
eum (L293p Roggel)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oar (L293p Roggel),
u.ərə (L293p Roggel)
|
oor [DC 01 (1931)] || oren [RND]
III-1-1
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oarlèl (L293p Roggel)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
oirworm (L293p Roggel)
|
oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|