e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oot vluggras: -  vluuggraas (Roggel), vlughaver: -  vluughaver (Roggel) oot [wilde haver] [DC 30 (1958)] III-4-3
oot, wilde haver vluggras: vlȳggrās (Roggel), vlughaver: vlȳghāvǝr (Roggel) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
op bedevaart gaan bedevaart gaan: beevert gaon (Roggel), op bedevaart gaan: op bedevaart gaon (Roggel), te bedevaart gaan: te bèèvert gaon (Roggel) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op een sukkeldrafje lopen schokken: šukǝ (Roggel) [N 8, 81a, 81d en 83] I-9
op hol slaan op de klater gaan: ǫp ǝ klātǝr gǭn (Roggel) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
op retraite gaan op retraite (fr.) zijn: op retrait zeen (Roggel) In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)] III-3-3
op rijen zetten reken: rē̜kǝ (Roggel) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
open kant rand: rānjtj (Roggel) De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen. Zie afb. 44. [N 60, 105a] II-10
open kant [wld ii.10, p. 44] rand: raanjt (Roggel) De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen? (open kant?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3
opening in een galmgat lok: loek (Roggel) Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)] III-3-3