24868 |
oot |
vluggras:
-
vluuggraas (L293p Roggel),
vlughaver:
-
vluughaver (L293p Roggel)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
vluggras:
vlȳggrās (L293p Roggel),
vlughaver:
vlȳghāvǝr (L293p Roggel)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart gaan:
beevert gaon (L293p Roggel),
op bedevaart gaan:
op bedevaart gaon (L293p Roggel),
te bedevaart gaan:
te bèèvert gaon (L293p Roggel)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
schokken:
šukǝ (L293p Roggel)
|
[N 8, 81a, 81d en 83]
I-9
|
33851 |
op hol slaan |
op de klater gaan:
ǫp ǝ klātǝr gǭn (L293p Roggel)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) zijn:
op retrait zeen (L293p Roggel)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
reken:
rē̜kǝ (L293p Roggel)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
31019 |
open kant |
rand:
rānjtj (L293p Roggel)
|
De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen. Zie afb. 44. [N 60, 105a]
II-10
|
18456 |
open kant [wld ii.10, p. 44] |
rand:
raanjt (L293p Roggel)
|
De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen? (open kant?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
23457 |
opening in een galmgat |
lok:
loek (L293p Roggel)
|
Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|