20060 |
pioen |
balroos:
-
balroos (L293p Roggel),
balrooës (L293p Roggel),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
balroos (L293p Roggel)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
stekelvarken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
stekelverke (L293p Roggel),
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wildj verke (L293p Roggel)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kɛr (L293p Roggel)
|
[RND 08]
I-7
|
31095 |
plaatleest |
fabrieksleest:
fǝbrikslɛjst (L293p Roggel)
|
De houten leest die aan de onderzijde met een ijzeren plaat is beslagen. "De voor blokwerk gebruikte leesten zijn met ijzer beslagen, daar hier in tegenstelling met het schootwerk uitsluitend met spijkers gewerkt wordt, die nu op de ijzeren plaat afstooten. In deze beschermingsplaat zijn drie gaten, een midden onder de zool, een onder de hak en een in het geleng. Deze dienen om met groote spelnagels de binnenzool voorlopig vast te slaan op de leest." (Directie, pag. 303). [N 60, 189a]
II-10
|
19470 |
plafond |
plafond:
plǝfoŋ (L293p Roggel),
zolder:
zø̜ldǝr (L293p Roggel)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
30727 |
plakken |
lijmen:
līmǝ (L293p Roggel)
|
Het vastkleven van de voering en het leer aan het stuk waaraan men het later zal vaststikken. "Het plakken geschiedt door een vrouwelijk arbeider te huis of op de werkplaats. Voering en leer worden zorgvuldig tezamen genomen en met stijfsel, lijm en of zeep vastgekleefd aan het stuk, waaraan het later zal worden vastgestikt." (Directie, pag. 298). [N 60, 49]
II-10
|
30909 |
plaksel |
melklijm:
mɛlǝklīm (L293p Roggel)
|
Diverse plakmiddelen welke men voorheen gebruikte bij het maken van een schoen. Vóór de vinding en verbreiding van de Wener lijm kende men lijm van roggemeel en lijnzaadmeel, die men pap noemde (Liedmeier, pag. 20). Uit de antwoorden van Q 253, L 293, L 387 en Q 71 blijkt dat ook linzen, meel, tarwemeel en bloem grondstof voor deze plak kan zijn. Met dextrine wordt een gomachtige stof bedoeld, waarin zetmeel door de inwerking van zuren, oxyden etc. wordt omgezet (zie wbd II, afl. 3, pag. 708 s.v. plaksel. [N 60, 92a; N 60, 92b; N 60, 92c; N 60, 164a]
II-10
|
18454 |
plaksel [wld ii.10, p. 22] |
melklijm:
melləklīēm (L293p Roggel)
|
Hoe noemt u in het algemeen het plaksel dat men vroeger gebruikte? (pap, plaksel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30882 |
plakselpot |
potje:
pø̜tjǝ (L293p Roggel),
potje voor plaksel:
pø̜tjǝ vør plɛksǝl (L293p Roggel)
|
Een pot of hoorn van een rund waar men plaksel, stijfsel of vet in doet. [N 60, 194b; N 60, 194c]
II-10
|
31050 |
platte rasp |
platte rasp:
platǝ rasp (L293p Roggel)
|
Rasp met platte vlakken. Zie afb. 55. [N 60, 118c]
II-10
|