e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reparatie reparatie: repǝrāsi (Roggel) Het repareren van schoenen. Met kan met reparatie ook bedoelen schoenen die gerepareerd moeten worden. [N 60, 231c] II-10
repareren lappen: lapǝ (Roggel) Herstellen of repareren van schoenen. [N 60, 231b; N 60, 231c] II-10
restant insecten wijfje: het mannetje heft veel stof; het vrouwtje geen  wuufke (Roggel) meikever, wijfje [DC 18 (1950)] III-4-2
restant vogels grijze smeerling: grijze smeerling (Roggel) vrouwelijke merel [DC 06 (1938)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Roggel), tam: taam (Roggel) das [DC 07 (1939)] || tam [DC 19 (1951)] III-4-2
retraite retraite (fr.): retrait (Roggel) Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)] III-3-3
retraitehuis retraitehuis: retraitehoes (Roggel) Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)] III-3-3
riek, mestriek riek: rēk (Roggel  [(vier)]  ) Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.] I-1
riet riet: -  reet (Roggel) riet [DC 25 (1954)] III-4-3
rietzanger rietmus: reetmös (Roggel), rietvink: reetvink (Roggel) rietzanger III-4-1