31124 |
reparatie |
reparatie:
repǝrāsi (L293p Roggel)
|
Het repareren van schoenen. Met kan met reparatie ook bedoelen schoenen die gerepareerd moeten worden. [N 60, 231c]
II-10
|
25095 |
repareren |
lappen:
lapǝ (L293p Roggel)
|
Herstellen of repareren van schoenen. [N 60, 231b; N 60, 231c]
II-10
|
24294 |
restant insecten |
wijfje:
het mannetje heft veel stof; het vrouwtje geen
wuufke (L293p Roggel)
|
meikever, wijfje [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
grijze smeerling:
grijze smeerling (L293p Roggel)
|
vrouwelijke merel [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (L293p Roggel),
tam:
taam (L293p Roggel)
|
das [DC 07 (1939)] || tam [DC 19 (1951)]
III-4-2
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retrait (L293p Roggel)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraitehoes (L293p Roggel)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32583 |
riek, mestriek |
riek:
rēk (L293p Roggel
[(vier)]
)
|
Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.]
I-1
|
24512 |
riet |
riet:
-
reet (L293p Roggel)
|
riet [DC 25 (1954)]
III-4-3
|
24233 |
rietzanger |
rietmus:
reetmös (L293p Roggel),
rietvink:
reetvink (L293p Roggel)
|
rietzanger
III-4-1
|