30820 |
schoenfabriek |
fabriek:
fabrik (L293p Roggel)
|
Het grote bedrijf waar men schoenen maakt. [N 60, 219c]
II-10
|
30878 |
schoenlade |
werklade:
węrklā (L293p Roggel)
|
De lade of een van de laden in de werktafel. [N 60, 193b]
II-10
|
30812 |
schoenmaker |
reparateur:
repǝratø̄r (L293p Roggel),
schoenmaker:
šōnmę̄kǝr (L293p Roggel)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
30813 |
schoenmaker -bijnamen |
pekvot:
pɛ̄kfut (L293p Roggel)
|
Bijnamen voor de schoenmaker. [N 60, 216b; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
30811 |
schoenmakersgereedschap |
schoenmakersgerei:
šōnmę̄kǝrsgǝręj (L293p Roggel)
|
Algemene benaming voor schoenmakersgereedschap. [N 60, 221b]
II-10
|
30854 |
schoenmakershamer |
schoestershamer:
šustǝrshāmǝr (L293p Roggel)
|
De algemene schoenmakershamer die men voor een groot aantal bewerkingen gebruikt. Doorgaans heeft de schoenmaker twee hamers: een grote om het geweekte zoolleer te kloppen en de hakken toe te slaan en een minder grote voor het nagelen en andere bewerkingen. Beide hamers zijn rond van kop en breed van bek. De kop mag echter niet te bolrond zijn, omdat men daarmee niet overal het zoolleer even vast en effen kan kloppen en men daarmee niet goed kan nagelen (Dierick, pag. 84). Volgens de informant van Q 253 heeft de schoenmaker meestal alleen maar de typische schoestershamer. Hij beschrijft die als volgt. De scherpe kant is ongeveer 4 mm dik en 25 tot 30 mm breed, gebogen. Die kant versmalt tot op een 15 mm, verbreedt ter hoogte van het oog en loopt in een ronde of de achthoekige vorm uit naar het vlak, een soort paddestoel met ongeveer 35 mm doorsnede, lichtjes bolrond. De hamer is over zijn geheel gebogen. Hij heeft een lengte van 18 tot 25 cm en weegt tussen de 400 en de 600 gram. De steel is niet langer dan 16 tot 20 cm. Zie afb. 8. [N 60, 183a]
II-10
|
30817 |
schoenmakersknecht |
schoestersknecht:
šustǝrsknɛxt (L293p Roggel)
|
[N 60, 217b]
II-10
|
30844 |
schoenmakersmes |
schachtemesje:
šaxtǝmɛtskǝ (L293p Roggel),
schoenmes:
šōnmɛts (L293p Roggel)
|
Het algemene schoenmakersmes dat voor allerlei bewerkingen wordt gebruikt. Men kent lichte en zware schoenmakersmessen. Zie afb. 2. [N 60, 173; N 60, 240b]
II-10
|
30884 |
schoenpoetsdoosje |
doosje schoenwichs:
dø̄skǝ šōnweks (L293p Roggel)
|
Een doosje voor schoenpoets. [N 60, 194e]
II-10
|
18394 |
schoensmeer |
bliksemzwart:
Niet te verwijderen.
bliksəmzwart (L293p Roggel),
uitpoetsinkt:
Te verwijderen.
ōētspoetsink (L293p Roggel)
|
Het latere schoensmeer, waarmee wordt gezwart? [N 60 (1973)]
III-1-3
|