id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33815 | slecht paard | schindpaard: šenpē̜rt (Roggel) | Er is weinig betekenisverschil met het vorige lemma. In vraag 62j werd het woord schend(meer) gesuggereerd. Dit is dan ook dominant, terwijl de overige antwoorden meestal ook in een ander lemma ondergebracht kunnen worden. [N 8, 62j] I-9 |
33828 | slecht van bouw | hol: hōl (Roggel) | De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a] I-9 |
25152 | slecht weer, hondenweer | hondsweer: hóngiswaer (Roggel), hónsjwaer (Roggel) | slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] III-4-4 |
30814 | slechte schoenmaker | hampeleman: hampǝlǝman (Roggel) | Schoenmaker die zijn vak niet verstaat. [N 60, 216c] II-10 |
24535 | sleutelbloem | koekenbloem: - kokebloom (Roggel, ... ) | sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3 |
19801 | sleutelbos | sleutelring: mit sleutels sleutelrink (Roggel) | Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1 |
22469 | sliepuit | sliepuit: sliep oet (Roggel), slie‧p oe‧t (Roggel) | uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2 |
31119 | slobben | geen goed slot hebben: gęjn gōt šlot høbǝ (Roggel), sloffen: šlufǝ (Roggel) | Te veel of overbodige ruimte hebben of niet goed aansluiten, gezegd van schoenen. [N 60, 30b; N 60, 30c] II-10 |
18445 | slobben [wld ii.10, p. 58] | geen goed slot hebben: gin góéj sjlot hebbə (Roggel), sloffen: sjlŏĕffə (Roggel) | Hoe zegt u: De schoen zal bij de inschot niet goed aansluiten? (de schoen heeft geen goed slot [N 60 (1973)] || Hoe zegt u: De schoen zal te veel overbodige ruimte hebben (slobben?) [N 60 (1973)] III-1-3 |
18299 | slobkous | gamasche: zijn van leer klamasse (Roggel) | Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] III-1-3 |