30962 |
stikker, stikster |
schachtenmaker:
šaxtǝmę̄kǝr (L293p Roggel),
stikster:
štekstǝr (L293p Roggel)
|
Degene die het stikwerk doet. "Vrouwelijke arbeiders, de zoogenaamde stikmeisjes, komen op vele werkplaatsen voor; heeft de patroon zelf dochters, dan verrichten deze bijna altijd dit werk, soms in de huiskamer, maar meestal ook in het algemeene arbeidsvertrek. De vrouw des huizes stikt gewoonlijk in de huiskamer." (Directie, pag. 311). [N 60, 65]
II-10
|
28894 |
stikmachine |
doornaaimachine:
dōrnɛjmǝšīn (L293p Roggel),
linkse-arm-machine:
leŋksɛrǝmmǝšīn (L293p Roggel)
|
De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Knöfel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237]
II-10
|
34018 |
stilstaan |
ju(j):
jȳ (L293p Roggel)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
31693 |
stobbe |
knoer:
knōǝr (L293p Roggel)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
23437 |
stoelen op het priesterkoor |
koorstoelen:
koersteul (L293p Roggel)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21226 |
stoep |
stoep:
stoep (L293p Roggel)
|
stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
18775 |
stof |
stof:
met langgerekte o
stoof (L293p Roggel)
|
stof [DC 23 (1953)]
III-2-1
|
19659 |
stofblik |
blik:
blēk (L293p Roggel),
blik (L293p Roggel),
blikje:
bleekske (L293p Roggel),
handjvèger mit bleekske (L293p Roggel)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (L293p Roggel)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
støͅlp (L293p Roggel)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|