17625 |
verstandskies |
verstandstand:
verstàndjstàndj (L293p Roggel)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stòòke (L293p Roggel)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
31128 |
verzolen |
lappen:
lapǝ (L293p Roggel)
|
Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b]
II-10
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vespər (L293p Roggel),
vesper (L293p Roggel)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|
30928 |
veter |
schoenriem:
šōnrę̄m (L293p Roggel)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
30879 |
vetgat |
vetpotje:
vɛtpø̜tjǝ (L293p Roggel)
|
Het ondiepe gat in de poot van een werktafel dat gevuld is met vet dat dient om de els glad te maken. [N 60, 193c]
II-10
|
18479 |
vetleren schoen |
vetleren schoen:
vetleerə sjoon (L293p Roggel, ...
L293p Roggel)
|
Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)] || Hoe noemt men in het algemeen een vetleren schoen? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̜̄lǝ (L293p Roggel)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəve:rṭ (L293p Roggel)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
32765 |
vierhoekige eg |
vierkante [eg]:
vērkantǝ [eg] (L293p Roggel)
|
De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|