e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstandskies verstandstand: verstàndjstàndj (Roggel) verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)] III-1-1
verwarmen, stoken stoken: stòòke (Roggel) stoken [DC 35 (1963)] III-2-1
verzolen lappen: lapǝ (Roggel) Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b] II-10
vespers vesper (lat.): də vespər (Roggel), vesper (Roggel) De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] III-3-3
veter schoenriem: šōnrę̄m (Roggel) Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi] II-10
vetgat vetpotje: vɛtpø̜tjǝ (Roggel) Het ondiepe gat in de poot van een werktafel dat gevuld is met vet dat dient om de els glad te maken. [N 60, 193c] II-10
vetleren schoen vetleren schoen: vetleerə sjoon (Roggel, ... ) Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)] || Hoe noemt men in het algemeen een vetleren schoen? [N 60 (1973)] III-1-3
veulen veulen: vø̜̄lǝ (Roggel) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vieren vieren: gəve:rṭ (Roggel) gevierd [RND] III-3-2
vierhoekige eg vierkante [eg]: vērkantǝ [eg] (Roggel) De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2