e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijwatervat wijwatersbak: wiewatersbak (Roggel) De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
wijzerplaat van het torenuurwerk wijzerplaat: wiezerplaat (Roggel) De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3
wijzers van het torenuurwerk wijzers: wiezers (Roggel) De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3
wild konijn (enkelv.) konijn (lang/sleept.): knien (Roggel) wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)] III-4-2
wild konijn (meerv.) konijn (kort/stoott.): knien (Roggel) wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)] III-4-2
wilde eend eend: aentj (Roggel) eend, wilde — III-4-1
wilg (alg.) wijdenboom: -  wiejebaum (Roggel) wilg (Salix) [DC 28 (1956)] III-4-3
wimper oogsplimp: òugsflùmp (Roggel) ooghaar [DC 01 (1931)] III-1-1
winddroog handdroog: hanjtjdrø̄x (Roggel) De toestand waarin het leer geklopt moet worden, niet te nat, niet te droog. [N 60, 99a] II-10
windzuiger windhapper: wentjhapǝr (Roggel) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9