22655 |
drijftol |
dop:
dop (L293p Roggel),
tol:
tol (L293p Roggel)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
27354 |
drijven |
de zool vasthouden:
dǝ zǭl vasthǭjǝ (L293p Roggel)
|
Het op de goede plaats brengen van de loopzool met behulp van een spanriem en een hamer. Over de zool, die voorlopig is vastgezet, spant men de spanriem en met de punt van de hamer drukt men de spanriem achterwaarts. Men beklopt de zool en zet deze met enige houten pinnen vast. [N 60, 102]
II-10
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dreŋkbak (L293p Roggel)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (L293p Roggel)
|
drinken [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L293p Roggel)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
kuil:
kūl (L293p Roggel)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
33701 |
droge plekken in moeras |
donk:
dø̜ŋk (L293p Roggel)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (L293p Roggel)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
afdroogdoek:
āfdryəx˂dōk (L293p Roggel),
afdrooghanddoek:
aafdruûghandjdook (L293p Roggel),
handdoek:
hantjdōk (L293p Roggel),
schotelplag:
šøͅtəlplak (L293p Roggel)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34228 |
droogrek |
tuitenrek:
tuitenrek (L293p Roggel)
|
Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.]
I-11
|