21429 |
afkijken |
loeren:
loeren (L293p Roggel)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
aafloat (L293p Roggel)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31026 |
aflapels |
aflapels:
aflapɛ̄ls (L293p Roggel)
|
De kromme els waarmee men gaatjes steekt door de rand en de loopzool om deze aan elkaar te naaien. De informant van L 163a vermeldt dat het uiteinde van deze els lepelvormig is. Zie afb. 48. [N 60, 178a; N 60, 178b; N 60, 178c]
II-10
|
31142 |
aflapmachine |
aflapmachine:
āflapmǝšīn (L293p Roggel)
|
Stikmachine die men gebruikt om af te lappen. [N 60, 248; N 60, 237]
II-10
|
31025 |
aflappen |
aan elkaar naaien:
ān ɛlkār nɛjǝ (L293p Roggel),
aflappen:
āflapǝ (L293p Roggel)
|
Het aan elkaar naaien van de rand of tussenzool en de loopzool. "Op de zool wordt nu een groef gesneden, waarna het "aflappen" een aanvang kan nemen. Met een els wordt een gaatje gemaakt in den rand en in de groef van de zool, de draad wordt erdoor gehaald en dit herhaald, totdat de geheele zool aan den rand, die aan het boventuig vastzit, is vastgenaaid." (Directie, pag. 301). Zie afb. 47. [N 60, 109]
II-10
|
23734 |
afraffelen |
afrakelen:
aafroakele (L293p Roggel)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31123 |
afrekenen bij het afleveren |
afrekenen:
āfrę̄kǝnǝ (L293p Roggel)
|
Het op de winkel afleveren van het schoenwerk en het in ontvangst nemen van het loon. [N 60, 222a]
II-10
|
19872 |
afrikaantje |
stinkertje:
-
stinkerkes (L293p Roggel)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)]
III-2-1
|
34245 |
afromen |
aflaten:
aflaten (L293p Roggel)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|
25803 |
afschuimen |
afschuimen:
āfšumǝ (L293p Roggel)
|
Het schuim wegscheppen. [N 57, 27c]
II-2
|