23728 |
geheimen van de rozenkrans |
geheimen:
de geheime vanne roezenkrans (L293p Roggel)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27539 |
geit |
geit:
gęi̯t (L293p Roggel),
germpje:
gremkǝ (L293p Roggel)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gęi̯te[stal] (L293p Roggel)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
oppe kniee zitte (L293p Roggel)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24483 |
geknotte wilg |
wijdenstok:
wiejenstok (L293p Roggel)
|
de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
21274 |
geld |
geld:
xaelt (L293p Roggel)
|
geld [RND]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
koemusje:
koemöske (L293p Roggel)
|
gele kwikstaart
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
boontjes:
bø̄ǝnkǝs (L293p Roggel)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23710 |
geloofd zij jezus christus |
christelijke groet:
christelukke groet (L293p Roggel)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
ene over de sokken laten (gaan):
eine euver de zük loate goan (L293p Roggel)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|